De bevrijding van Noord- en Oost Nederland
- Als je met je muis over bepaalde foto's of afbeeldingen gaat staan, verschijnt een (korte) beschrijving daarvan.
- Je ziet soms ook een handje. Klik je dan op de linkermuisknop, dat wordt de foto/afbeelding getoond in een nieuw venster/tabblad.
- Klik nogmaals met je linkermuisknop en de foto/afbeelding wordt vergroot.
- Met de schuifbalken kun je door de foto/afbeelding scrollen.
- Klik op het kruisje rechtsboven in het venster/tabblad dan wordt deze weer gesloten.
Inleiding
'Da bunt ze'
'Hongertrekkers' en 'broodrovers' zijn in de Hongerwinter[1] van 1944/1945 alledaagse woorden. Een groot gedeelte van de Nederlandse bevolking vecht voor haar leven en je moet bij wijze van spreken 'in de rij staan om begraven te worden'. Voor de geallieerde strategen is deze toestand nog geen reden om hun prioriteiten bij de vernietiging van nazi-Duitsland te verleggen. De hoogste beleidsmakers en in hun kielzog de loyale militaire bevelhebbers zijn volledig gefocust op een doeltreffende nederlaag van 'Berlijn'. Alle militaire capaciteit, in het bijzonder het logistieke element ervan, wordt aangewend om snel en diep in het Duitse hart door te dringen. De hongerende natie wordt in de plannen letterlijk links gelaten en de rug toegekeerd.
Het devies van Londen is luid en duidelijk: alleen behoud van initiatief brengt ons de overwinning en dus gaan wij zo snel mogelijk de Rijn over, om daarna in één doorgaande beweging vanuit een krachtig bruggenhoofd de sprint van ruim 350 kilometer naar de Elbe maken. De chef-staf van het hoofdkwartier van de Supreme Commander meent dat dit bruggenhoofd ergens in april kan worden gevestigd en dat daarna het laaggelegen noordwesten aan de beurt is. Voor Nederland, in het bijzonder voor West-Nederland, is deze keuze het slechtst denkbare scenario. Dit zwarte beeld kan gelukkig iets worden bijgekleurd.
'Geluk nr.1' komt uit Ishington: de Combined Chiefs of Staff zijn diep onder de indruk van de dreigende fysieke vernietiging van Holland en geven Eisenhower op 14 maart de opdracht om een bevrijdingsplan voor West-Nederland te ontwerpen. Maar de voorwaarde blijft strikt onveranderd: eerst de Rijn oversteken en een sterk bruggenhoofd opbouwen.
'Geluk nr. 2' is gebaseerd op een principe uit de militaire strategie: de aanvaller moet altijd zorgen voor een beveiliging van zijn flanken. In dit geval is Oost- en Noord-Nederland de ruimte van waaruit de flankbeveiliging wordt uitgevoerd. Daarvoor heeft veldmaarschalk Bernard Montgomery op 9 maart reeds zijn maatregelen in een plan ontvouwd. Daarin de dwingende aanwijzing dat '..the clearing of western Holland will take second priority..'[2] , zodra er logistiek problemen ontstaan die het eigenlijke doel kunnen dwarsbomen
Canadese Infanteristen van het Regiment[3] de Maisonneuve, verplaatsen zich tussen Holten en Rijssen, 9 April 1945. Bron: Wikimedia
Dit artikel gaat over 'Geluk nr. 2', over soldaten en burgers, die in 1945 in Oost- en Noord-Nederland het verschil bepalen tussen winnen en verliezen, tussen leven en dood. Jaren van rechtsverkrachting, van jammer en terreur worden in de maanden maart, april en mei 1945 historie. De uitroep '..Wij zijn vrij!..'[4] verwoordt een blijdschap die onbeschrijfelijk is. Het buurtschap Megchelen, diep in de Achterhoek gelegen bij Gendringen, mag die als eerste ervaren op 26 maart 1945. Bevrijdt door Canadezen van de Canadese 2e Infanterie[5] Divisie[]6, nota bene komend vanuit Duitsland. Bij Farmsum, in de 'Delfzijl-pocket', voeren de soldaten van het Irish Regiment of Canada in de ochtend van 2 mei 1945 de laatste gevechten om de bevrijding van Oost- en Noord-Nederland.
Het is zonneklaar dat tot 2005 en later, het nodige is geschreven over de bevrijding van Oost- en Noord-Nederland. Deze periode heeft zeer leesbare en dikwijls uitstekend gedetailleerde documenten opgeleverd op basis van primaire bronnen. Mijn bedoeling met dit artikel is bescheiden te blijven. Dit probeer ik door een samenvatting van deze strijd te geven waarbij ik vooral de samenhang van de diverse gevechtstonelen benadruk.
Het begin van de bevrijding begint in de omgeving van Nijmegen en eindigt via Duits grondgebied uiteindelijk in het westen van Friesland en het noordoosten van Groningen. In dat proces spelen twee luchtlandingsoperaties een wezenlijke functie. De eerste levert de voorwaarde op van het eerder genoemde krachtige bruggenhoofd[7], de tweede de voorwaarde voor een snellere, gunstige finale. De eerste is zonder twijfel succesvol, over de tweede kan het succes worden betwist.
Bron: Marcel Kuster, Traces Of War
In het hier boven geplaatste schema is de opzet van dit verhaal in grote lijnen aangegeven. Het begint met de inbraak op 8 februari 1945 en vervolgt met de sprong over de Rijn in de nacht van 23 op 24 maart waarin de luchtlandingsoperatie centraal staat. Daarna komt de opmars van de Canadezen en de Britten vanuit het bruggenhoofd in de richting van de Achterhoek naar de Hoogeveensche Vaart. In de nacht van 7 op 8 april wordt de tweede luchtlandingsoperatie uitgevoerd boven Drenthe, waarna ten slotte de finale volgt in de provincies Friesland en Groningen, die zoals gezegd definitief eindigt op 2 mei 1945.
In dit verhaal beperken we ons, wat Nederland betreft, tot het vak van het Canadese 2e Legerkorps met toegevoegd een enkel woord over eenheden van de Garde Tank Divisie van het Britse 2e Leger, voor zover het de bevrijding van Twente betreft. De bevrijding van de Waddeneilanden laten we buiten beschouwing.
Het toneel voor de eindstrijd
Met sterke leiders uit verschillende culturen in de top van de Allied Expeditionary Force (AEF) kunnen botsingen van geesten niet uitblijven. Maar altijd worden 'de gelederen gesloten als de baas gesproken heeft' en wordt het einddoel scherp in de gaten gehouden. Zo ook in augustus 1944.
Voor de Britse veldmaarschalk Bernard Montgomery[8] is het moment van de grote achtervolging aangebroken. Het levensbelangrijke Roergebied kan voor de winter van 1944 nog worden veroverd en de oorlog daarna snel beëindigd als zijn Single Concentrated Thrust-strategie wordt uitgevoerd[9]. Eisenhower houdt echter vast aan zijn Broadfront Concept. Eerst moet de Rijn van Arnhem tot Basel bereikt zijn voordat de finale mag plaatsvinden. En vanzelfsprekend zal een zwaartepunt worden gekozen. Beiden zijn het gelukkig eens over het 'bij de strot vasthouden' van de tegenstander, hem niet meer los te laten en de greep steeds klemmender te maken.
Naar de praktijk omgezet, houdt het 'brede front' een offensieve, frontale manoeuvre in met twee legergroepen over een frontbreedte van meer dan 350 kilometer. In het noorden de 21e Legergroep van Montgomery[10], in welke sector ook het zwaartepunt komt te liggen en in het zuiden de 12e Legergroep van generaal Omar N. Bradley.
Overzicht van het front in de laatste maanden van 1944 met het zwaartepunt ten noorden van het Roergebied. Bron: Marcel Kuster, Traces Of War
Zo ziet het schema eruit met het zwaartepunt ten noorden van het Roergebied: In de ochtend van 16 december 1944 presenteert Montgomery zijn strategische uitgangspunten onder de codenaam 'Veritable'. De fronteenheden van de 21e Legergroep moeten op 1 januari 1945 de startlijn overschrijden en vanaf dat moment geldt er slechts één leuze voor iedereen in de Legergroep: 'Wij voeren een agressieve, beweeglijke oorlogvoering die ons de overwinning zal brengen'. Lamgeslagen door dit optreden zal de Duitse tegenstander voorgoed alle initiatief kwijt zijn en, mede door hun gebrek aan brandstof, munitie, tanks en transport, snel verslagen worden. In een ten opzichte van elkaar convergerende beweging zullen twee van onze legers de linker Rijnoever veroveren. Daarna onmiddellijk de Rijnoversteek maken en samen met luchtlandingstroepen een bruggenhoofd vestigen om van daaruit tot diep in Duitsland op de tegenstander jacht te maken.
Op datzelfde moment bevinden zich aan Duitse zijde vier legergroepen aan het front. In het noorden Legergroep H onder bevel van generaal Kurt Student[11] die een front bezet vanaf de Noordzee tot aan Roermond met zeven divisies, over twee legers gesplitst. En in het centrum Legergroep B onder bevel van veldmaarschalk Walter Model die een front bezet tussen Roermond en de Hondsrug met 36 divisies over vier legers gesplitst, waaronder het 6e SS Pantser Leger en het 5e Pantser Leger.
De AEF staat een onaangename verrassing te wachten
Op diezelfde ochtend van 16 december 1944 plegen de Duitsers in het vak van het Amerikaanse 1e Leger een strategische overval tussen Monschau en de rivier de Moezel onder de codenaam 'Wacht am Rhein'. Het aanvankelijke succes van deze overval bedreigt de rechterflank van de 21e Legergroep. Omsingeling moet hoe dan ook worden voorkomen. De nieuwe situatie dwingt tot andere prioriteiten en 'Veritable' verdwijnt naar de achtergrond. Het behoud van de Maasovergangen tussen Luik en Givet '... at all cost ...' is van het allergrootste belang.
Meer dan een week blijft de toestand in de Ardennen zeer kritiek, maar op 24 december keert het tij, nota bene als de Duitsers tussen Dinant en Givet bijna de Maas bereikt hebben. De oorzaak ligt bij het 5e Pantser Leger van generaal Hasso von Manteuffel[12] dat niet bij machte is om de Amerikaanse 7e Pantser Divisie van generaal-majoor R.W. Hasbrouck te verslaan. De onneembare, rondom-verdediging van de Amerikanen bij Saint-Vith[13] blijkt de doorslaggevende faalfactor van de Duitsers te zijn. Het 5e Pantser Leger kan zich daarna alleen nog maar terugtrekken achter de Westwall.
Het vermetele Duitse tegenoffensief [14] stopt in feite definitief op 26 december 1944. Pas halverwege januari 1945 wordt in het Duitse kamp gezegd dat de '... Fortdauer der Ardennen- Abwehrschlacht ...' niets meer om het lijf heeft en nog later wordt toegegeven dat '... Die Winterschlacht in den Ardennen am 28.1 zu Ende (ist) gegangen ...'[15]. De Duitse vertwijfeling over een gunstige afloop van hun nazi-avontuur begint zich in januari 1945 alom door te zetten. De gevolgen van meer dan 1 miljoen ton aan afgeworpen Amerikaanse en Britse bommen[16] in het voorafgaande jaar 1944 worden zichtbaar en voelbaar.
In het Westen raakt het Rijn - Roergebied in een isolement. De staalproductie is in zes maanden tijd met een factor vijf verminderd, de bezettingsgraad van het spoorwegennet is drastisch teruggelopen tot ver beneden vijftig procent door vooral een '... Mangel an Kohle und Transport ...'[17], en de brandstofsituatie leidt ertoe dat '... Die Pz. Grenadiere zu Fusz oder mit Rad bewegt werden ...')[18]. Zo er nog voldoende materieel voorhanden is, kan het '… wegen des Mangels an Munition und Betriebsstoff nicht auswirken ...'[19]. De vertwijfeling lijkt zelfs de meest waanzinnige Duitser te hebben bereikt. De Führer, die met legergroepen en legers schuift als pionnen, beweegt zich nu op het laagste werkniveau. Hij geeft bevel tot de oprichting van Panzer-Jagd Divisionen, die '... in kleinen Rudeln eingesetzt worden als Radfahr-Kommandos mit panzerbrechenden Mitteln ...'[20].
Officieel zijn er nog 112 Duitse divisies in het westen inzetbaar, maar zij zijn meer organisatorische skeletten dan indrukwekkende vechtmachines. Later zal bijvoorbeeld de commandant van de Duitse 84e Infanterie Divisie zijn ondervragers vertellen dat hij op een bepaald moment ter versterking van zijn divisie gekozen heeft voor het Magen-bataljon en niet voor het Oren-bataljon[21]. Het zegt veel over de deplorabele toestand van vele Duitse gevechtseenheden. Maar beslist niet alles, want eenheden als het 2e Parachutisten Regiment met 2000 opgeleide soldaten en een volledige bewapening –en zo zijn er meer- zijn geduchte tegenstanders.
Op dit toneel met grillige, onzekere omstandigheden moet het Canadese 1e Leger voluit aan de bak tegen het 1e Parachutisten Leger van generaal Schlemm. In twee fasen zullen Crerar's troepen dat doen met als opdracht de linker Rijnoever te bezetten en de tegenstander maximale verliezen toe te brengen. De eerste fase is het doorbreken van de Westwall en het bereiken van de lijn Goch – Kalkar tussen Maas en Rijn gelegen. De tweede fase is de voortzetting van het offensief ten einde het gebied rondom Xanten te veroveren. Het mislukt bijna!
De hernieuwde strijd om het initiatief
Aan het westelijk front wordt het de hoogste tijd dat de AEF in de sector van de 21e Legergroep het initiatief herneemt. De plannen zijn gemaakt, de voorbereidingen getroffen. Aan het Canadese 1e Leger van generaal Crerar om het uit te voeren. Weer of geen weer, 8 februari is hun 'Uur U', zo heeft het hoofdkwartier van Eisenhower beslist. De omstandigheden qua weer en terrein zijn inderdaad ongunstig op 8 februari en de tegenstander in het operatiegebied van het Canadese leger is vastberaden om elke meter eigen grond met zijn leven te verdedigen.
Dit is de omzetting van operatie Veritable in Crerar's plan:
- Fase 1: het breken van het voorste verdedigingsstelsel van de vijand, i.c. het Reichswald zuiveren en de lijn Gennep-Asperden-Kleve in handen krijgen.
- Fase 2: door de tweede verdedigingslinie ten oosten en zuidoosten van het Reichswald breken om daarna de steden Weeze, Üdem, Kalkar en Emmerich te veroveren en de verbinding tussen deze steden te verzekeren.
- Fase 3: het Hochwald overmeesteren, de achterste verdedigingslinies opruimen en de lijn Geldern – Xanten bezetten.
De uitvoering wordt overgelaten aan het Britse XXX Legerkorps van luitenant-generaal Sir Brian G. Horrocks. Met vijf divisies vóór, waarvan vier op een frontbreedte van 12 kilometer, en twee divisies achter, waaronder een pantserdivisie, wordt de vijand frontaal aangevallen. Verrassing, vuursteun en voorwaarts blijven bewegen zijn de kritieke succesfactoren van een frontale aanval. Kan het Britse legerkorps aan deze voorwaarde voldoen? De totale diepte van dit operatiegebied is nog geen 55 kilometer (zie het hieronder geplaatste schema).
Overzicht van het plan van operatie Veritable. Bron: Marcel Kuster, TracesOfWar
Het Canadese 2e Legerkorps, onder bevel van luitenant-generaal Guy C. Simonds, volgt achter het Britse legerkorps en zal, als de frontbreedte dat toelaat, op de linkerflank de voorwaartse beweging van het Britse legerkorps overnemen. Het Canadese 1e Legerkorps van generaal Charles C.B. Foulkes functioneert als bliksemafleider in de omgeving van Arnhem. Met misleidende manoeuvres zal de tegenstander in het ongewisse worden gelaten over de werkelijke plaats van doorbraak in het Duitse front van Legergroep H. De suggestie wordt gewekt dat Arnhem het aanvalsdoel is om van daaruit verder het offensief voort te zetten.
De commandant van het Britse Legerkorps zal later zijn verbazing uitspreken over de behaalde verrassing - '... we did achieve surprise ...' -, maar dit is waarschijnlijk in hoofdzaak te danken aan de discipline van de transporten en het berichtenverkeer – '... da die Briten Funkdisziplin halten, fehlt bei ihnen entsprechende Folgerung ...'. Duitse langeafstandspatrouilles stellen eerder vast dat er geen voorbereidingen worden getroffen voor een aanval. De conclusie is stellig: '... Demnach ist kein Angriff in Holland zu erwarten ...'.
Over de vuursteun, waar het om draait, bestaat weinig twijfel. De artillerie[22] heeft een krachtsverhouding van 14 op 1 opgebouwd ten opzichte van de Duitsers. Ongeveer 750 lichte en 300 middelzware en zware vuurmonden staan gereed, niet eens meegerekend een Canadese raketeenheid[23] en twee luchtdoelbrigades. De strategische luchtsteun bestaat uit ongeveer 1200 bommenwerpers, de tactische uit ongeveer 1000 vliegtuigen. Over de tactische luchtsteun bestaat onzekerheid vanwege de weersvoorspellingen. Die zijn tot 10 februari ongunstig voor de inzet van de zogeheten 'nabije steun': '... Steady rain and mist grounded Allied Air support ...'. Daags voor de aanval worden Kleve en Rees zeer hevig door de strategische luchtmacht gebombardeerd, vrijwel volledig vernietigd mag je zeggen. Opmerkelijk is dat het Oberkommando hierover geen duidelijke melding geeft, slechts een vingerwijzing met de opmerking dat een aanval '... mit 80 4=mot. Bombern im Raum von Emmerich und Venlo ...'[24] heeft plaatsgevonden.
Het handhaven van de voorwaartse beweging als derde kritieke succesfactor hangt van verschillende factoren af. Een belangrijke gegeven is dat het terrein buitengewoon ongunstig is zonder voldoende ruimte voor een beweeglijke aanval. Dit zijn de 'kaarten': relatief weinig opmarswegen en –routes voor de divisies, een terrein dat doorsneden is met talloze kleine vaarten en moerassen, uitgebreide inundaties en een hoge waterstand, een divisie die van meet af aan door en over water aanvalsdoelen moet zien te bereiken, uitgestrekte bossen met jonge pijnbomen die onaangename hindernissen voor gemechaniseerde troepen vormen en secundaire en tertiaire wegen die vrijwel onbegaanbaar zijn geworden door de hevige, aanhoudende regen. In dat terrein zit een fanatieke tegenstander met goed voorbereide verdedigingslinies over de gehele ruimte verspreid. Van dorpen en Gemeinde zijn kleine 'egelstellingen' gemaakt. Bovendien zijn niet alle Canadezen gunstig gestemd over sommige van hun belangrijkste leiders. Zo zal Crerar '... not a man for clever tactics ...'[25] zijn, en is het oordeel over een van zijn legerkorpscommandanten niet bepaald gunstig, want '...His subordinates were suspicious of Simonds' ambition ...'[26] . Bovendien hebben '...Colonels and generals (..heeft..) no idea of the Germans'strength ...'[27].
Operatie Veritable
Het idee van de legerkorpscommandant is om zo snel mogelijk na het passeren van de startlijn om 10.30 uur, door de corridor heen te breken tussen Kleve en Materborn, om daarna onmiddellijk Goch te veroveren. Tactisch gezien liggen voor de manoeuvre de sleutels tot succes bij de corridor en de stad Goch. Als de corridor is genomen, ligt de weg naar Goch, maar ook Xanten bij wijze van spreken voor het grijpen. De 15e Schotse Infanterie Divisie, versterkt met de 6e Garde Tank Brigade, moet deze hoofdaanval uitvoeren. De Canadese 2e Divisie heeft de opdracht om Wyler en omgeving, even voorbij de startlijn, te overmeesteren en de weg Nijmegen – Kranenburg vrijmaken. De 53e Welsh Infanterie Divisie moet het hoge noordelijke gedeelte van het Reichswald nemen en in een volgend stadium het gehele Reichswald van vijand zuiveren, de 51e Highland Infanterie Divisie de westelijke hoek van het Reichswald.
Zodra de corridor genomen is, zal de 43e Wessex Infanterie Divisie vanuit de tweede lijn naar voren komen en samen met de Highlands de sector Goch in bezit nemen, terwijl de Scottish onverwijld de weg naar Emmerich gaan vrijmaken en Üdem en Kalkar zullen innemen. Eenmaal Goch in bezit, kan een tangbeweging worden gemaakt en het gebied rondom Xanten worden genomen.
Vanuit alle artillerieopstellingen kan tot en met de corridor bij Kleve – Materborn vuursteun worden gegeven zonder van opstelling te veranderen. In totaal nemen 1034 vuurmonden deel aan de voorbereidende beschieting, die om 05.00 uur begint en tot aan de doorbraak duurt met een korte onderbreking van vijf minuten voor een rookscherm aan de voorkant van het Reichswald. Daarna wordt ononderbroken zogeheten nabije steun verleend. Volkomen desorganisatie van de verbindingen bij de tegenstander is het resultaat van deze langdurige onderdrukkings- en vernietigingsvuren.
Op 8 februari 1945 vanaf 10.30 uur begint een van de bloedigste veldslagen uit de Tweede Wereldoorlog. Als de Duitsers op 8 maart hun overgebleven troepen terugtrekken uit hun bruggenhoofd bij Wesel, telt het Canadese 1e Leger van Crerar bijna 16.000 verliezen, het 1e Parachutisten Leger van Schlemm circa 22.000, de krijgsgevangenen niet meegeteld. Eerder heeft een Nederlands dagblad, zij het dat propaganda beslist een rol speelt, al gemeld dat het Reichswald een massagraf van Britse soldaten is geworden. Moylandwald, als het ware een uitloper van het Reichswald aan de weg tussen Kleve en Kalkar, wordt later door de Canadese soldaten 'Slaughterhouse Hill' genoemd. En bij de aanval op de Hochwaldcorridor rijden de voorbataljons van de Canadese 4e Pantser Divisie van generaal-majoor Chris Vokes '... literally (..) into the valley of death ...'[28].
In het zuidelijke gedeelte van het legerkorpsgebied is het terrein 'mud, mud, mud', de vijand uitermate taai en het eigen verkeer op de wegen door de weinige ruimte een chaos. Waar de start velen nog uitzicht biedt op een snelle operatie, blijkt al na de tweede dag het tegendeel waar te zijn. De soldaten vechten tegen een combinatie van modder, mijnen en marionetten. Gemiddeld wordt over 6-7 kilometer terrein acht uur lang gevochten. En het mijnenvrij maken van de weg Nijmegen – Kranenburg dat om vier uur 's middags voltooid moet zijn, wordt door heftige tegenstand met vijf uur vertraagd.
In het noordelijk gedeelte van het legerkorpsgebied vechten de soldaten van de Canadese 3e Divisie van generaal-majoor D.C. Spry tegen een combinatie van water, mijnen en een ingesloten vijand als gevolg van de inundaties. Meer dan eens moet er door ruim een meter water gewaad worden om de doelen te bereiken. Aanvalsrichtingen moeten met behulp van kompassen in de gaten worden gehouden, wat soms mislukt.
Toch lijkt het erop dat fase 1 (zie het schema hierboven) op 9 februari aan het einde van de dag bereikt is. Schijn bedriegt hier. De 15e Scottish hebben de corridor bij Materborn nog niet genomen, maar zitten er tegenaan. Horrocks interpreteert het bericht over de Scottish te positief en aarzelt geen moment met de opdracht om de 43e Wessex onmiddellijk naar voren te sturen. Het wordt een bijna fatale fout. Vanaf dat moment ontstaat een enorme verwarring door bijna onontwarbare opstoppingen van voertuigen en tanks en ook onzekerheid over het vervolg. Vanaf nu kunnen alleen 'emergent tactics and instant solutions' redding brengen. Het duurt tot in de middag van 11 februari voordat de corridor na hevige gevechten volledig is geopend en Kleve en Materborn vast in handen zijn van het Britse legerkorps. Een tegenaanval op 12 februari door twee divisies van het 47e Pantser Legerkorps faalt na meer dan twaalf uur strijd. De 43e Wessex, op weg via de corridor naar Goch, zal hierna vijf dagen lang een bitter gevecht voeren met de eenheden van dit legerkorps.
Na zeven gevechtsdagen is fase 2 nog niet bereikt, Goch niet veroverd en de brug bij Gennep nog niet open. Veritable verloopt niet bijzonder gunstig. Wel is er enige manoeuvreruimte gekomen voor het aantrekken van verse eenheden. Crerar geeft zijn commandant van het Canadese 2e Legerkorps op 14 februari opdracht om in de middag van de 15e de linkerflank van het Britse XXX Legerkorps over te nemen. De hoofdaanval voor Simonds wordt Kleve – Üdem, voor Horrocks wordt deze Kleve – Goch – Weeze – Kevelaer. Dezelfde dag dat twee bataljons van de 15e Scottish in het Moylandwald de onaangenaamste gevechtservaringen hebben sinds D-Day en de Canadese 3e Divisie het front van de Scottish overneemt. Maar de lessen zijn niet geleerd, want ook Canadese bataljons worden opgeofferd aan deze tactisch volkomen voorspelbare, maar weinig nuttige strijd. Moylandwald zal voor veel Canadezen die het hebben overleefd, diep in de herinnering worden gegrift. De helling aan de voorzijde wordt hun 'Slaughterhouse Hill'. De Regina Rifles verliezen er een compagnie, evenals de Canadian Scottish en ten zuiden van het bos wordt de Essex Scottish domweg overlopen door Duitse tanks in een tegenaanval en wordt het Royal Hamilton Light Infantry bataljon een 'sitting duck'. Eindelijk kan, op 21 februari, het Royal Winnipeg Rifles bataljon met steun van tanks en jager-bommenwerpers deze strook terrein veroveren ten koste van bijna vijftig procent aan verliezen. De kracht van de Duitse verdedigers is schromelijk onderschat en dat mag je bij marionetten nimmer doen.
Voor Crerar eindigt op diezelfde 21 februari het oorspronkelijke plan Veritable dat nog niet eens de tweede fase heeft bereikt. Nog geen 35 kilometer is afgelegd in veertien dagen en het Hochwald ligt nog als een levensgevaarlijke hindernis voor de eigen troepen. Een belangrijke oorzaak van de zeer trage opmars ligt bij de 'wateroverlast' van de Roer die de geplande convergerende aanval van het Amerikaanse 9e Leger blokkeert. Hierdoor kunnen de Duitsers hun inspanningen concentreren op het vak van het Canadese 1e Leger. Een aangepast plan is intussen gemaakt waarin de hoofdinspanning bij het Canadese 2e Legerkorps wordt gelegd en het legerkorps van luitenant-generaal Horrocks primair als flankbeveiliging voor de Canadezen dient.
Operatie Blockbuster
'... Bei Kalkar und Goch flauten die Kämpfe ab ...', aldus een melding van de tegenstander op 22 februari[29]. Operatie Blockbuster moet zorgen voor een nieuw elan na een paar dagen pas op de plaats te hebben gemaakt. De uitvoering wordt overgelaten aan luitenant-generaal Simonds en zijn Canadese 2e Leger. Voor Simonds is de kritieke succesfactor het zuidelijk deel van het Hochwald. Het terrein voor het Hochwald is uitstekend geschikt voor pantsers[30] en vanuit dit terrein moet dan ook de hoofdinspanning komen. Eenmaal het Hochwald genomen, kan een snelle doorstoot worden gemaakt naar Xanten en Wesel.
Hoe het plan van Simonds, dat hij op 22 februari mondeling aan zijn divisiecommandanten bekend maakt, er in schema uitziet, kunt u zien in het hier onder geplaatste kaartje.
Het plan van Simonds voor operatie Blockbuster. Bron: Marcel Kuster, TracesOfWar
Kort samengevat zijn de gedachten van Simonds als volgt: een alles of niets offensief inzetten op de as Kalkar – Üdem. Daarna het sterke Duitse defensief in het Hochwald opruimen, met het zwaartepunt in het zuiden van het Hochwald. De weg naar de Rijn ligt nu open. De corridor tussen het Hochwald en de combinatie Tüschenwald-Balbergerwald is cruciaal. De ongeschonden spoorlijn van Goch naar Xanten moet geschikt worden gemaakt als aanvalsas.
Hebben de Canadezen eerder hun Slaughterhouse Hill, nu zal de Hochwald Gap hun nachtmerrie worden. Op 26 februari, 's morgens om half vijf gaan de infanteristen in de aanval na een voorbereidende beschieting van bijna een uur. Op rechts heeft de 3e Divisie het allerminst eenvoudig. Het terrein biedt op veel plaatsen weinig dekking aan de aanvallers, de tanks komen in de modder nauwelijks vooruit en de tegenstanders zijn geharde parachutisten. Bij de 2e Divisie, gevolgd door infanterie - tank gevechtsteams van de 4e Pantser Divisie, lijkt het gemakkelijker te gaan. In ieder geval wordt laat in de avond de weg Kalkar – Keppeln - Üdem bereikt en wordt Üdem zelf op de 27e bij het ochtendkrieken binnengetrokken door het North Nova Scotia Highlanders-bataljon na een gevecht dat in de nacht gevoerd wordt en de avond ervoor om negen uur is begonnen. Diezelfde avond wordt ook Kalkar zonder tegenstand ingenomen. De uitgangssituatie voor de voortzetting van Blockbuster is bereikt. De strijd om de ruimte van Hochwald tot en met het Balbergerwald kan beginnen.
Bij het Britse XXX Legerkorps zijn de ontwikkelingen gunstig. Op dit front begeeft de Duitse weerstand het in de nacht van 26 op 27 februari en kunnen Horrocks' divisies hun opmars voortzetten. Weeze en Kevelaer vallen op 2 maart en op 3 maart ontmoeten eenheden van de 53e Welsh en het Amerikaanse 16e Legerkorps elkaar bij Baersdonk. Op 4 maart is Geldern al gepasseerd en kunnen de Welsh en de 52e Lowland in noordoostelijke richting de opmars voortzetten in de richting van de Rijn. Op hun rechterflank 'begeleid' door troepen van het Amerikaanse 16e Legerkorps.
Wij keren terug naar de droom van generaal Simonds en zijn kennelijke passie voor het Hochwald, waarvan later de Duitsers zeggen dat ze deze fase van het gevecht om het Rijnland[31] volkomen onbegrijpelijk vinden. Een beweging om het woud heen zou de krachtig voorbereide Duitse verdediging vrijwel nutteloos hebben gemaakt. Een verdediging gesteund door metersdiepe versperringen van prikkeldraad, loopgravenstelsels, circa 1700 mortieren en artillerie vuurmonden, de demoraliserende Nebelwerfers, 12 batterijen met de beruchte 88mm kanonnen en een ijzersterke anti-tank uitrusting. Schlemm wil deze voorspelbare tactiek van Simonds in eigen voordeel uitbuiten en dus ook, ondanks de successen van de Amerikanen en de Britten, in het Hochwald van geen wijken weten.
Een groot geluk lijkt de weersverbetering op 28 februari, waardoor eindelijk luchtsteun mogelijk is. Maar in de chaos van deze strijd in een relatief kleine ruimte is nabije steun nauwelijks uitvoerbaar. In drie dagen laat Simonds tien met tanks versterkte bataljons door de boscomplexen en de corridor heenpompen. De manoeuvres, van 27 februari tot 3 maart, worden '... a deathtrap for many soldiers and tank crews ...'[32] en doet de Canadezen denken aan Caen. Op een andere manier verwoordt een officier van het South Saskatchewan-bataljon de situatie met het volgende voorval. Als, vlak voor een hernieuwde aanval, een soldaat de aalmoezenier om een missaal vraagt en deze reageert met de vraag of hij de vorige dag niet om een protestante bijbel heeft gevraagd, antwoordt de tirailleur '... Right you are, Sir, but at a time like this I'm taking no chances ...'[33].
Op 2 maart moet de omslag in het gevecht komen. Het Lake Superior-bataljon moet na vier dagen in gevecht te zijn, alsnog een beslissende nachtaanval uitvoeren om aan de oostzijde van het woud een tactisch belangrijk gebied te nemen. Hierbij wordt het gesteund door een tankeskadron en het eveneens met tanks versterkte Algonquin Regiment. De 'Lake Sups' gebruiken de bekende Kangaroos, maar deze komen nauwelijks vooruit in het terrein en de nachtaanval wordt voor de beide bataljons een vroege ochtendaanval. Al behoorlijk uitgedund door geleden verliezen en de uitputting nabij door de langdurige inzet, mislukt de operatie en worden beide bataljons gedecimeerd.
'..... At dawn on March 4, the Canadians felt defeated – and suddenly triumphant .....'[34].
Twee Duitse divisies, een pantser- en een paradivisie, krijgen opdracht zich terug te trekken om Xanten en de doorbraak naar Wesel vanuit Geldern te verdedigen. Deze terugtocht komt als een geschenk uit de hemel en biedt de Canadese 2e Infanterie Divisie de gelegenheid het Hochwald te zuiveren en in te nemen. Het duurt vervolgens nog tot 8 maart vooraleer de aanval op Xanten kan worden geopend. Om 10.45 uur gaan het Maisonneuve-bataljon in hun Kangaroos en de tanks van de Sherbrooke Fusiliers over tot de aanval. Zonder veel tegenstand wordt Xanten binnengereden. De sector Xanten wordt verder bezet en op 9 en 10 maart zijn alle doelen van Blockbuster bereikt. Maar niet voordat de nodige weerstand van de laatst overgebleven Duitse troepen van de 3 Fest. Division en de 116 Pz. Division op de linker Rijnoever moet worden overwonnen. In de nacht van 10 maart verlaten de Duitsers het laatste stuk bruggenhoofd voor Wesel. De Rijnoversteek kan beginnen.
De vorming van het bruggenhoofd
Met moeite en geluk is het Rijnland veroverd. Na dertig dagen van bittere strijd wordt de Rijnoever bereikt en stevig in handen genomen door de 21e Legergroep. Van een snel en beweeglijk gevoerd offensief in het vak van het Canadese 1e Leger is echter geen sprake. Gemiddeld wordt 500 meter per dag afgelegd. Maar door de geleden slijtage als gevolg van de intensiteit van de gevechten kunnen de Duitsers in ieder geval geen tegenoffensief uitvoeren. Daarvoor zijn zij te zeer verzwakt geraakt en van het hernemen van initiatief op strategisch niveau kan nimmer meer sprake zijn. Hun keuze om in het weerstandsgebied voorin het defensief te voeren, breekt ze op: '... hij kan ons niet meer ontsnappen ...'.Voldoende geoefende infanteriesoldaten zijn er niet meer, Volkssturm en Sicherheits-bataljons gaan de gelederen noodgedwongen versterken. Als eenmaal de '...Groszangriff über den Rhein hat begonnen ...', moeten kort daarop op bevel van Hitler zelfs '... alle Heimatkräfte an die Front geworfen worden ...'.
Intussen is ook Von Rundstedt door veldmaarschalk Albert Kesselring[35] als opperbevelhebber 'West' vervangen. Zijn ondercommandant Blaskowitz en diens Legergroep H bezetten op dat moment met het 25e Leger, het 1e Parachutistenleger en een reserve van H, in totaal 16 divisies, de Noordzee tot aan Duisburg. Gemiddeld hebben deze divisies nog een sterkte van 4500 man. Diepte in de defensieve gordels van de Legergroep kan er dan ook nauwelijks zijn, met uitzondering van die bij Rees en Wesel.
Het moreel van het 1e Parachutistenleger is nog steeds hoog. Van de andere eenheden is de psychische conditie twijfelachtig. De vuurkracht is prima en zit vooral in het luchtafweergeschut. Over informatie omtrent de 21e Legergroep kunnen de Duitsers niet klagen. Het Oberkommando heeft de divisies aan de Rijn en in de tweede lijn, inbegrepen de Amerikaanse en Britse luchtlandingstroepen, precies op kaart staan. Alleen hun interpretaties over het vervolg van de geallieerde opmars zijn niet eenduidig, wel over luchtlandingen op korte termijn. Hitler rekent '... mit einem Unternehmen im Raum von Arnheim ...'[36], het Oberkommando is zeker dat '...die engl. LL-Div.en im Raum von Emmerich landen ...', en de Amerikanen mogelijk tussen Bonn en Frankfurt[37], terwijl Kesselring's staf de opdracht geeft om de sector ten westen van Münster speciaal te bewaken, omdat deze streek zeer gunstig zal kunnen zijn voor de komende luchtlandingen[38].
De 21e Legergroep gaat de Rijn over tussen Rees en Rheinberg met voorop het Britse 2e Leger van Dempsey op links en het Amerikaanse 9e Leger van Simpson op rechts. Dat is het plan van de 21e Legergroep. Voor Dempsey en zijn staf moet de voorbereiding van de operatie Plunder welhaast een genoegen zijn geweest. Meer dan een maand krijgt de planning staf de tijd om de geallieerde overmacht zo effectief mogelijk in te zetten. Met 87 divisies, ruim 60.000 genisten voor de bruggenbouw en een logistieke organisatie die in staat is om dagelijks 10.000 ton aan materieel richting Rijn te sturen, kan dit project onmogelijk falen.
De gedachte achter Plunder is het isoleren van het Roergebied van de rest van Duitsland. Startdatum voor de operatie is oorspronkelijk 31 maart, later verzet naar 24 maart. Op 9 maart geeft Bernard Montgomery zijn legercommandanten meer gedetailleerde richtlijnen voor 'Het gevecht om de Rijn'. Wesel moet het eerste doelwit zijn om vervolgens het bruggenhoofd in noordelijke richting uit te breiden naar Emmerich toe. Na het invoegen van het Canadese 1e Leger is de 21e Legergroep gereed om snel in elke richting diep door te dringen in Duitsland. De Canadezen krijgen de opdracht om de linkerflank van het Britse 2e Leger te beschermen en het bruggenhoofd bij Nijmegen hoe dan ook veilig te stellen.
In de tussenliggende periode van 10 tot 23 maart wordt het gebied achter de rechter Rijnoever systematisch gebombardeerd. De structuur van het spoorwegennet wordt tot ruim honderd kilometer diep lamgelegd. In totaal worden meer dan 200 belangrijke verbindingen uitgeschakeld, 80 locomotieven en bijna 2400 wagons vernietigd. In de laatste paar dagen wordt het gebied van de komende luchtlandingen rondom Hamminkeln aangepakt met als doel de daar aanwezige grondtroepen en luchtafweer te neutraliseren. Een opmerkelijk feit is de verplaatsing van luchtafweerbatterijen naar Bocholt en omgeving. Is dit bedoeld om deze batterijen te onttrekken aan de bombardementen of worden de luchtlandingen in de omgeving van Bocholt verwacht? In het laatste geval zouden de geallieerden weinig hebben geleerd van 'Arnhem'.
Op de ochtend van 24 maart, als de gigantische luchtvloot - met een lengte van 35 kilometer in de lucht en begeleid door 889 jagers en 2153 bommenwerpers – onderweg is naar Hamminkeln, wordt het dorp Brünen met de grond gelijk gemaakt. Omstreeks half acht wordt het bestookt met brisant-, brand- en fosforbommen. Het heeft daarna nog dagenlang gebrand. Op iets meer dan 10 kilometer noordoost van Wesel gelegen, ligt het helaas op de rand van het landingsgebied en is het een uitgelezen plaats voor artillerie en grondtroepen die van uit deze locatie de luchtlandingen ernstig verhinderen. Cynisch is het feit dat de luchtdoelbatterij in het dorp het bombardement heeft overleefd en het schootsveld voor deze eenheid wordt verbeterd.
Ik heb bewust Brünen aangehaald omdat dit feit representatief is voor het 'gezicht van deze oorlog', dat zo schitterend wordt weergegeven door Martha Gellhorn[39]. Ze beschrijft hoe in april 1945 een bloemen(!)-handelaar vanuit zijn handkar tulpen en narcissen verkoopt in een stad die geen stad meer is, ergens op de rechter Rijnoever. De man verkoopt bloemen, zegt ze, terwijl '...er helemaal geen huizen zijn om bloemen in neer te zetten ...'. Zo formuleert Gellhorn de tragiek en de veerkracht van mensen op een sublieme wijze. Ik wil u dit intermezzo op weg naar een schitterende victorie niet onthouden.
Het Britse 2e Leger steekt de Rijn over
Dempsey's manoeuvre speelt zich in vier fasen af:
1- Eerst met twee voordivisies –uit elk legerkorps één- de Rijn oversteken tussen Wesel en Emmerich, Wesel veroveren en initieel bruggenhoofden vestigen.
2- Daarna de ruimte ten westen van de spoorlijn Wesel – Millingen bezetten.
3- Vervolgens de overgangen over de Issel tussen Wesel en Anholt overmeesteren en veiligstellen.
4- Ten slotte met drie legerkorpsen frontaal de noordelijke laagvlakte van Duitsland binnendringen met Bremen, Hamburg en Lübeck als algemene punten van oriëntatie.
Fase 1:
De Rijn tussen Emmerich en Wesel oversteken met twee divisies voorop. Van het Britse XXX Legerkorps zal de 51e Highland Divisie als eerste ten westen van Rees gaan (operatie Turnscrew). Luitenant-generaal N.M. Ritchie, commandant van het Britse XII Legerkorps stuurt de 15e Scottish Divisie met twee brigades voorop ten noorden en ten zuiden van Xanten over de Rijn met Hamminkeln als algemene aanvalsrichting (operatie Torchlight) en de Britse 1e Cdo Brigade[40] bij Wesel (operatie Widgeon). De commando's moeten Wesel snel veroveren (kritieke succesfactor van de overgang). Het Britse VIII Legerkorps van luitenant-generaal Evelyn H. Barker zal achter Ritchie volgen en het Canadese 2e Legerkorps van Simonds gaat terug naar het Canadese 1e Leger en zal later, als het bruggenhoofd sterk genoeg is vanuit Emmerich de Duitse troepen in Nederland afsnijden en de flank beveiligen van het Britse 2e Leger.
Fase 2:
De ruimte tussen de spoorlijn Millingen – Wesel en de rivier de Rijn bezetten; luchtlandingsoperaties tussen Wesel en Ringenberg door het XVIII Luchtlandingskorps (de Britse 6e Ll. Divisie en de Amerikaanse 17e Ll. Divisie) onder commando van luitenant-generaal M.B. Ridgway (operatie Varsity). De luchtlandingstroepen zijn samengetrokken in Noord-Frankrijk en Oost-Engeland.
Fase 3:
Overgangen over de Issel overmeesteren en veiligstellen door parachutisten, die bovendien het contact met de eigen grondtroepen moeten herstellen.
Fase 4:
Met drie legerkorpsen (XXX, XII en VIII) richting Bremen – Hamburg – Lübeck
De kritieke succesfactoren van dit deel van Plunder zijn zonder twijfel een correcte navigatie over de bijna 500 meter brede en snelstromende rivier, een perfecte uitvoering van de operaties Widgeon en Varsity en een snelle hereniging tussen de grondtroepen en de luchtlandingstroepen. De oversteek begint op 23 maart 1945 om 21.00 uur na de bekende zware voorbereidende beschietingen door de artillerie en de bombardementen van de luchtmacht. Van enige serieuze reactie door Duitse artillerie is geen sprake.
Voor de correcte navigatie is een Bank Group-organisatie beschikbaar die ervoor zorgt dat alle bewegingen naar en over de rivier op een juiste manier worden bestuurd. De Bank Group voorkomt chaos, houdt de prioriteiten strak in de hand en zorgt voor de navigatielichten die voor de vijand onzichtbaar blijven. De oversteek wordt zeer professioneel uitgevoerd. De eerste golf, bijvoorbeeld van de 51e Highland, heeft maar ongeveer 6 minuten nodig om van oever tot oever te komen. Een enkele keer gaat het mis en aldus gaan een paar tanks verloren.
Het aanvalsplan van brigade-generaal Mills-Roberts. Bron: Marcel Kuster, TracesOfWar
Operatie Widgeon wordt uitgevoerd door vier bataljons van de Britse 1e Commando Brigade onder bevel van brigade-generaal Derek Mills-Roberts. Om 19.00 uur zijn de commando's in opstellingen verzameld op de westoever in afwachting van hun opdracht. Om 20.00 uur begint de voorbereidende beschieting die doorgaat tot de eerste golf op de vijandelijke oever arriveert. Het 46e Mariniers gaat als eerste om 22.00 uur in Buffalo's het water in om aan de overzijde een bruggenhoofd te vormen van ongeveer 400 meter breedte voor de overige bataljons. Het 6e Commando bataljon, het 45e, de Staf van de Brigade en als laatste het 3e Commando bataljon volgen. De oversteek gaat feilloos. Nu moet de brigade over vlak en open terrein ongeveer 3 kilometer overbruggen om de spoorlijn aan de noordrand van Wesel te bereiken en de stad binnen te dringen. Om 01.00 uur wordt de binnenstad van Wesel door alle bataljons bereikt. Geografische kaarten hebben geen enkele zin: staketsels en kraters kenmerkten de eens bebouwde kom van Wesel. Enkele zijstraten zijn nog herkenbaar als straat, maar verder brandt elk huis dat nog overeind staat door het vijftien minuten durende bombardement van Lancasters dat om half elf is beginnen zoals afgesproken. Bittere straatgevechten zijn er niet meer. Tweeduizend Duitse soldaten zijn ingesloten en moeten capituleren. De tweede kritieke succesfactor Widgeon wordt perfect uitgevoerd.
Operatie Varsity
De 'lessen van Arnhem' zijn geleerd en worden snel toegepast. Deze luchtlandingsoperatie van twee divisies staat in het teken van de '... concentratie der inspanningen ...'. Dichtheid en nabijheid moeten deze concentratie kenmerken. Het is een gedurfde operatie, want de spring- en landingszones liggen in het gebied van de Duitse artillerie en luchtafweer. Voorafgaand aan de landingen zelf, doen luchtmacht en artillerie er alles aan om in dertig minuten tijd de tegenstander het zwijgen op te leggen. Dit aspect van vuursteun in het plan van Varsity is de eerste kritieke succesfactor. De tweede kritieke succesfactor bestaat uit de precisie en de snelheid van de landingen zelf. De twee divisies zullen tegelijkertijd worden afgeworpen binnen een klein en afgesloten gebied van tien bij zes kilometer vlakbij de aanvalsdoelen en Wesel waar op dat moment de 1e Commando Brigade zit. Dit afwerpen gebeurt door 1589 para transportvliegtuigen en 1337 gliders tussen de rivier Issel en het Diersfordter Wald. De stad Hamminkeln is het centrum van de spring- en landingszones. Dichtheid en nabijheid zijn inderdaad kenmerken van deze operatie.
De plotselinge, snelle, verticale omvatting op een niet voorspelbare plaats, vormt voor Kesselring en de zijnen een grote verrassing. Het leidt zelfs de aandacht af van het front van de 15e Scottish die op de ochtend van 24 maart aanvankelijk op hevige tegenstand stuit. Het Oberkommando maakt op 24 maart melding van een luchtlanding ten zuiden van Bocholt: '... Es scheint sich um die 1. engl. LL.-Div. zu handeln ...'[41]. De verwarring is groot en de verbindingen tussen het front en de staf van het 1e Parachutistenleger is beslist onvoldoende. Het Armee Ober Kommando meldt aan de Legergroep H dat op 25(!) maart ongeveer 1200 man zijn geland bij Dingden-Hamminkeln en een tegenaanval met succes is uitgevoerd. En dat vijftig gliders zijn vernietigd en een landing om 13.25 uur in de rug van de 34e Infanterie Divisie volledig is geneutraliseerd[42]. Dit bericht berust nergens op en is in zoverre correct dat op 24 maart de Duitsers plaatselijk toch nog behoorlijke verliezen weten toe te brengen.
Ook voor de Duitse soldaten en de burgerbevolking moet de luchtlandingsoperatie, de grootste van de Tweede Wereldoorlog, bijna onwezenlijk geweest zijn. Een paar uren is de lucht gevuld met meer dan 5500 vliegtuigen, inbegrepen de gliders, en op een relatief kleine oppervlakte springen en landden 14.000 ervaren parachutisten in vier dropping zones en zes landingszones. De Britten en Canadezen hebben het noordelijk gedeelte, de Amerikanen het zuidelijk gedeelte van het totale landingsgebied (zie het onderstaande schema met de tijden van aankomst van de eenheden in de verschillende zones). Het weer is slecht en nevelig.
Het schema van de dropping- en landingszones van Varsity. Bron: Marcel Kuster, TracesOfWar
De Britse 3e Parabrigade met circa 1920 man en de Amerikaanse 507e Parabrigade springen 10 minuten te vroeg om 09.50 uur. Voor de 3e heeft dit nare gevolgen, want dit betekent ruim dertig procent minder voorbereidende vernietigingsvuren van de eigen artillerie. Van de 119 vliegtuigen worden er 70 beschadigd door luchtafweer, waarvan een aantal brandend neerstort. Bovendien liggen de stellingen van de overgebleven luchtafweer voornamelijk bij Hamminkeln. De 3e Parabrigade met o.a. het Canadese 1e Parabataljon heeft het niet gemakkelijk. Zo verliezen de Canadezen al onmiddellijk hun bataljonscommandant die later, nog hangend in zijn parachute, dood wordt teruggevonden in de bomen. Afgeschoten tijdens de afdaling. Vanwege grondmist komen de Amerikanen deels terecht in verkeerde dropping zones. De 513 Para springt foutief in de landingszone die voor de Britse 6e Airlanding Brigade is bestemd. Op dropzone W moet de volledige 507 Para moeten landen, maar deze komt ten dele bij Diersfordt terecht. De Amerikaanse veldartilleristen met hun 75 mm houwitsers landen wèl goed op dropzone X om 10.23 uur.
Hoe professioneel deze troepen overigens zijn, bewijst bijvoorbeeld de 5e Parabrigade. Met ongeveer 1970 man wordt binnen vier minuten gesprongen. Tussen 10.03 en 10.07 uur zijn een brigadestaf en drie parabataljons in hun dropping zone aangekomen. Om 10.30 uur is alle infanterie van beide divisies aan de grond en daarna komt de tweede shift met de hogere staven, artillerie, verkenningseenheden, verbindingstroepen, de verpleging en het zware materieel. De laatste landingszone wordt om 11.55 uur bereikt.
Hamminkeln zelf wordt snel na aankomst al door het 12e Devon bezet en de bevolking wordt in de twee kerken en in het plaatselijk café bijeengebracht. Om ongeveer 11.00 uur hebben de brigades hun zones veiliggesteld. Een tegenaanval door de Duitsers in het vak van de 5e Parabrigade wordt met succes afgeslagen. Nog dezelfde dag wordt met de commando's in Wesel het contact tot stand gebracht en zijn alle gestelde doelen bereikt. Varsity wordt een groot succes en legt de basis voor de vorming van het gewenste bruggenhoofd.
Op weg naar het noorden
Eind maart 1945 worden op het hoogste geallieerde niveau besluiten genomen die onder meer tot gevolg hebben dat de positie van Bernard Montgomery op een bescheidener niveau terechtkomt. Niet de burggraaf van El Alamein[43] wordt de eer gegund om de hoofdrol te spelen in de afronding van het offensief maar zijn rivaal Bradley. De nieuwe rolverdeling brengt het Amerikaanse 9e Leger op 4 april om 00.00 uur weer in de gelederen van de Amerikaanse 12e Legergroep. Montgomery moet met zijn 21e Legergroep genoegen nemen met de bijrol van 'flankbeveiliger'.
Schematische weergave van de geallieerde opmars naar het noorden. Bron: Marcel Kuster, TracesOfWar
Op 5 april past Montgomery noodgedwongen zijn eerder ontvouwde plannen aan. Voor het Canadese 1e Leger van generaal Crerar blijft de opdracht '... to clear Northeast Holland (..) and West Holland ...'. Dat kan ook moeilijk anders, want op 5 april is Crerar al volop bezig met de uitvoering van zijn eerder ontvangen opdracht. Zo bijvoorbeeld,
- - wordt Doesburg bijvoorbeeld al door de Canadezen belegerd en leven duizenden Doesburgers in hun kelders, in afwachting van hun bevrijding[44],
- - zijn de 'Tinus Plotselings'[45] in het luchtruim boven de Achterhoek en Twente druk bezig met het bespieden en het leiden van artillerievuur,
- - zijn de 'Maissonneuves' (Le Régiment de Maisonneuve) en de 'Calgary Highlanders' hun bruggenhoofden aan de noordelijke oever van het Twente kanaal aan het verruimen,
- - en zitten verkenners van de 'Sups' al in het oostelijke gedeelte van Coevorden.
Op divisieniveau wordt als volgt aan de opdracht vorm gegeven:
- - Minimaal twee divisies krijgen de taak om West-Nederland te bevrijden en deze operatie zou ongetwijfeld enige tijd kosten.
- Tegelijkertijd worden de resterende divisies ingezet tegen de bezetters van Oost- en Noord-Nederland, om daarna de Duitse noordelijke kustsector in te nemen; in samenhang met deze manoeuvre moet een pantserdivisie de linkerflank van het Britse 2e Leger beveiligen op de as Almelo – Meppen – Oldenburg.
- West-Nederland behoudt de status van tweede prioriteitsgebied indien blijkt dat er onvoldoende middelen zijn voor de overige operaties.
Door deze wijze van optreden wordt de Duitse gevechtskracht verdeeld en gescheiden en gaat de onderlinge samenhang verloren. De Duitse terugtocht gaat letterlijk overal en dus in feite nergens naar toe. De horizontale omvatting van Heeresgruppe B in het vak van de Amerikanen is op 1 april al een feit. Wat de Heeresgruppe H betreft, kunnen velen de dans nog ontspringen, dikwijls in gezelschap van veel foute Nederlanders. Alles wat maar wielen heeft, wordt gemobiliseerd om de terugtocht, of beter gezegd de vlucht, te steunen. Het is dus van groot belang dat de Canadese divisies zo snel mogelijk de Waddenkust bereiken om de restanten van Heeresgruppe H af te snijden en tot overgave te dwingen. Het zijn vooral de Nederlandse SS-ers en de ingezette kindsoldaten die fanatiek weerstand bieden, waarschijnlijk omdat ze niets meer te verliezen hebben.
Voordat de Canadezen aan hun bevrijdingstaak van Oost- en Noord-Nederland beginnen, moet aan de overzijde van de Rijn tussen Rees en Emmerich nog verbeten worden gevochten met de taaie en professionele restanten van het Parachutistenleger. Na een bliksemsnelle Rijnoversteek op 23 maart stuit de spits van de 51e Highland Divisie op hevige weerstand bij het dorp Speldrop, ten noordwesten van Rees. Eigen troepen zitten daar inmiddels vastgepind en kunnen niet wegkomen. Het Canadese Highland Light Infantry bataljon[46] krijgt opdracht na de oversteek, op 24 maart om half vijf 's morgens, onmiddellijk Speldrop te veroveren. Er wordt tot in de vroege ochtend van de 25e verbitterd strijd geleverd. '...Die Häuser mussten mit dem Bajonett gesäubert worden ...'[47]. Met vlammenwerpers worden de verdedigers uit de stellingen verdreven en tenslotte vernietigt de artillerie elke hoop op succes voor de Duitsers.
Op 25 maart kan het Britse legerkorps van Horrcks zijn sector in het bruggenhoofd uitdiepen en met drie divisies in voorste lijn versterken. Rechts de 43e Wessex, in het midden de 51e Highland en links de Canadese 3e Divisie. Deze 3e Divisie heeft de enorme pech om in zijn divisie vak eenheden van de 15e Pantserinfanterie Divisie te treffen. De Duitsers moeten de doorgang naar Emmerich versperren, kost wat kost. Iedereen weet wat het betekent als je een dergelijke opdracht aan Duitsers geeft. Het vereist de inspanning van drie bataljons om Bienen, een dorp op nog geen 2 kilometer afstand van Speldrop, uiteindelijk op 26 maart te veroveren.
Op 28 maart, laat in de middag, komt de 3e Divisie weer onder bevel van het Canadese 2e Legerkorps, dat intussen de aanval op Emmerich heeft geopend. Om precies te zijn, gaan eenheden van dit 2e Legerkorps op 28 maart om 22.00 uur in de aanval over het Landwehrkanaal. Het zijn de bataljons van Canadian Scottish en Regina Rifles (een compagnie overigens van het bataljon), later nog ondersteund door de Royal Winnipeg Rifles, die om 03.00 uur in de ochtend van 29 maart Klein-Netterden veroveren. Emmerich komt pas op de 31e maart vast in handen van de Canadezen. Opnieuw blijkt vuursteun onontbeerlijk: '... In jedem Garten, in jeder Wiese, auf jedem freien Fleck baute man Geschütze auf ...', verklaart later een inwoner uit Emmerich[48].
Inmiddels is op 28 maart het bruggenhoofd van de 21e Leger Groep uitgebouwd tot 56 kilometer breed en gemiddeld 32 kilometer diep. De bouw van bruggen verloopt in een zeer snel tempo[49]. De eenheden hebben op hun flanken onderling contact met elkaar en over het gehele front neemt de Duitse tegenstand af. De bevrijding van West-, Noord- en Oost-Nederland kan beginnen. De Dagorder van de prins van 24 maart, gericht aan de Binnenlandse Strijdkrachten, wordt nu in daden omgezet. De bevelhebber draagt op tot handhaving van de meest strenge discipline '... i.v.m. een op gang zijnde grote militaire operatie, die grote gevolgen kan hebben ...'[50], i.c. de bevrijding van geheel Nederland.
De bevrijding tot en met de (Verlengde) Hoogeveensche Vaart
Twee hindernissen moeten nog worden genomen alvorens de Canadezen vol gas kunnen geven richting Nederland. De eerste is het strategisch belangrijke gebied Hoch-Elten op ongeveer zes kilometer ten noordwesten van Emmerich. Vanuit dit gebied reikt het gevechtsveld tot in Emmerich en zodoende kan de Duitse artillerie de opmars en de brugslag over de Rijn eventueel ernstig verstoren.
De Canadese 3e Infanterie Divisie mag deze klus 'Hoch-Elten' klaren. In de nacht van 30 op 31 maart gaan twee bataljons van de 8e Infanterie Brigade, de Queen's Own Rifles en het 'Régiment de la Chaudière', op mars. Ook nu weer laat de artillerie zich gelden. Uit een Canadese legerkrant wordt het volgende opgetekend: '... is Hoch-Elten een der meest verwoeste streken van West-Europa (...) is de aarde tot poeder gemalen en zijn alle loopgraven en onderkomens versplinterd en kapotgeslagen (...) zijn voorheen de heuvels dicht begroeid (...) Nu is het een skelet van een bos, niet één boom is nog intact (...) verwoesting is het enige obstakel...'[51]. Met weinig tegenstand veroveren de 'Chauds' de stad Elten, moeilijker gaat het op rechts bij de Queen's Own die een middag en een avond lang de strijd moeten aanbinden met de Duitse verdedigers. Pas op 1 april kunnen de Queen's de top van Hoch-Elten bereiken.
Het tweede obstakel is de overgang bij Emmerich. Drie bruggen worden in korte tijd geslagen, maar niet voordat Hoch-Elten is veroverd. De eerste brug, geschikt voor alle het zware materieel, kan op 1 april al worden gebruikt, de twee andere volgen snel daarna[52].
De weg Bienen – Millingen – Anholt - Bocholt [zie het schema hiervoor] is als een nauwe flessenhals van nauwelijks zestien kilometer breed, van waaruit twee legerkorpsen naar buiten worden geperst[53]. Deze hoge concentratie van troepen is niet bevorderlijk voor een algehele, soepele start. De 51e Highland Divisie bijvoorbeeld zal op 30 maart om 07.00 uur vanuit Anholt uitbreken, maar de verkeerschaos is oorzaak van een urenlange vertraging tot vroeg in de middag. De start van het Canadese 2e Legerkorps tussen Bienen – Millingen verloopt, ondanks de hoge dichtheid van troepen in de sector, wel voorspoedig.
Op de linkerflank van het Canadese 2e Legerkorps ligt de Canadese 3e Infanterie Divisie met hemelsbreed 200 kilometer verderop naar het noorden toe de einddoelen aan de Friese Waddenkust. Leeuwarden is hier het belangrijkste divisie aanvalsdoel. In het midden de Canadese 2e Infanterie Divisie die over eenzelfde afstand de stad Groningen als belangrijkste divisie aanvalsdoel heeft. Ook de Groningse kust en het gebied aan de Dollard moet hierbij van vijand gezuiverd worden. Rechts naast de 2e trok de Poolse 1e Pantser Divisie naar het noorden via Almelo – Emmen en splitst zich voorbij Emmen met de linkerspits naar Winschoten en de zuidrand van de Dollard. De Polen komen op 8 april onder bevel van het 2e Legerkorps. Op de rechterflank van Crerar's 1e Leger manoeuvreert de Canadese 4e Pantser Divisie en zwenkt bij Almelo naar Duits grondgebied met als einddoel Oldenburg.
De scheidingslijn tussen het Canadese 1e Leger en het Britse 2e Leger loopt over de as Terborg – Zelhem – Ruurlo – Borculo – Delden – Borne – Nordhorn en verder.
Engelse tanks rijden op 2 april Ruurlo binnen. Bron: Bevrijdingskinderen
Ter rechterzijde van deze scheidingslijn opereert dus het Britse 2e Leger met op de linkerflank het Britse XXX Legerkorps met de 43e Wessex Divisie, die vanuit Anholt in noordelijke richting vertrekt over de as Varsseveld – Lochem – Borne in de richting van Nordhorn. Daarnaast de Guards Tank Divisie over de as Dinxperlo – Aalten – Eibergen – Enschede en verder naar Bentheim, alsmede de 51e Highland Divisie.
Geallieerde troepen in Enschede op 1 april. Bron: Bevrijdingskinderen
Het karakter van de strijd verandert drastisch:
- 1. Er is bijvoorbeeld geen 'fraaie' frontlijn meer. Zo wordt het dorp Angerlo, even ten zuiden van Doesburg, op 5 april bevrijd. Dezelfde datum waarop verkenningseenheden het oostelijke gedeelte van de veel noordelijker gelegen plaats Coevorden hebben bereikt. Een tweede voorbeeld is Wehl, ten westen van Doetinchem, dat een dag na Ruurlo en Vorden wordt bevrijd, i.c. op 2 april. Beide dorpen liggen twintig kilometer ten noorden van Wehl.
- 2. De opmars wordt een soort estafetteloop waarbij de stok door de vooropgaande eenheid wordt overgedragen aan de achteropkomende. Daar waar succes is, wordt direct geprobeerd de situatie uit te buiten. Blokkades worden dan weer opgeruimd, dan weer omzeild. De brigadecommandanten formuleren het raamwerk, de bataljonscommandanten snijden dit toe op hun eenheden en de compagniescommandanten doen met hun pelotons het werk. De delegatie is groot. Dat alles om de snelheid en de flexibiliteit te bevorderen. Het Canadese optreden is een schoolvoorbeeld van 'emergent and improvised tactics' en heeft dikwijls het karakter van de aan de Duitsers toegeschreven Auftragstaktik.
- 3. Om gedegen flankbeveiligingen bekommeren de bevrijders zich nauwelijks. De Duitsers kunnen het niet meer opbrengen om krachtige tegenaanvallen te richten tegen een bataljon, ondanks de veronderstelde drie divisies in de sector van het Canadese 2e Legerkorps. De Duitse vechtmachine, die nu moet verdedigen, is volledig gedesorganiseerd geraakt en hun gevechtsstructuur is kapot. Zelfs een eenheid als de 6e Parachutisten Divisie is in kracht op een bedenkelijk niveau terechtgekomen. Krijgsgevangenen zijn vaak '... grubby, dirty, slender youths, boys and old men ...'.
Het Duitse gevaar komt vooral van kleine, verdekt opgestelde groepen die hardnekkig willen standhouden en van sluipschutters en mitrailleurduo's, die zich tussen puinhopen hebben genesteld. Ook individuele soldaten die, met een Panzerfaust gewapend, wellicht nog hopen op de nodige versierselen van betoonde heldenmoed, vormen een gevaar. Vaak knapen van 17 jaar en jonger, waarmee de Canadezen niet altijd goed raad weten wat er mee te doen. Zeer hinderlijk voor de Canadese opmars zijn ook de vele waterlopen[54] en de vernielde bruggen die de opmarssnelheid behoorlijk kunnen beïnvloeden. Bovendien is er tot aan de (Verlengde) Hoogeveensche Vaart voor de beide infanteriedivisies eigenlijk te weinig manoeuvreruimte[55]. Daarom wordt de voorwaartse gang in eerste instantie overgelaten aan de 2e Infanterie Divisie, terwijl de 3e Infanterie Divisie zich bekommert om de bevrijding van Zutphen en Deventer.
Het uitgangspunt van de legergroep doctrine is vrij eenvoudig. Zonder vuursteun, in het bijzonder van de artillerie, geen succes en dus weinig voorwaartse beweging. Met andere woorden: verzadig de ruimte met vuur op plekken waar mogelijk de 'Jerry', de NSB'er en de Landwachter zitten. Maar helaas zitten die Jerries en verraders in bebouwde kommen of bij en in boerderijen en wordt uiteindelijk zoals altijd de burgerbevolking de dupe. Dat er duur betaald moet worden voor de nederlaag van de 'barbaren', blijkt uit de volgende twee voorbeelden die representatief zijn voor dit totaalbeeld:
- de beschieting van Doesburg in de nacht van 3 op 4 april van 1 uur 's nachts tot 7 uur in de ochtend en '... telden wij 20 ontploffende granaten per minuut ...'[56] en daarna met grote regelmaat tot 15 april met artillerievuur wordt bestookt, vaak ongenadig: '...De omvang van de geallieerde beschieting is zeker niet gewettigd gezien de kleine bezetting die Doesburg heeft ...', zal later het commentaar zijn.
- de bevrijding van Dinxperlo dat daags voor Goede Vrijdag nog door circa 37.000 granaten wordt geteisterd[57]. '... Smeulende puinhopen, afgerukte daken, uit de scharnieren geslagen deuren, ramen zonder glas, fladderende gordijnen enz. Wie het niet gezien heeft, kan er zich geen voorstelling van maken....'.
Intussen zijn deze voorbeelden geen uitzondering. In die hoek van Gelderland worden ook veel andere plaatsen zwaar gehavend zoals Winterswijk, Doetinchem, Zevenaar, Steenderen en Zutphen of een dorpje als Rha, waar vrijwel geen huis onbeschadigd blijft. Maar ook buiten de bebouwde kom zijn tal van boerderijen kapotgeschoten of in vlammen opgegaan. Bijvoorbeeld in het piepkleine dorp Lathum, ten noordoosten van Westervoort, dat omstreeks 12 april bevrijd wordt, waar een paar kennelijk waanzinnig geworden Duitsers nog net even als wraakneming vijf boerderijen en een woonhuis in brand steken, het 'Huis te Lathum' opblazen en 'en passant' een aantal totaal onschuldige inwoners uit Lathum met mitrailleurvuur om het leven brengen.
- Soms leiden deze oorlogssituaties ook tot opmerkelijke reacties, bijvoorbeeld zoals opgetekend door Leo Bruil bij de bevrijding van Varsseveld en omgeving:
- tijdens de gevechten op 30 maart bij Sinderen wordt een elfjarig kind geraakt en zegt 'vader, ik ben getroffen', waarop de vader reageert met 'Och jongen je moet niet zo zeuren', maar even later blijkt het te zijn overleden wanneer het opgetild wordt. Het kind, dat rooms-katholiek is, mag van de ouders niet met de lijkwagen van Varsseveld worden vervoerd. Ze willen dat dit met '...de R.K. lijkwagen van Silvolde gebeurt ...'[58].
'.....we weten nog steeds niet of we al bevrijd zijn, tot er bij het keldergat geroepen wordt: 'Kom er maar uit, we zijn bevrijd'. Het is buurman L. (...) hij is zo uitgelaten dat de oorlog voorbij is, maar iedereen weet dat hij lid is van de N.S.B.....'
Met uitzondering van de bevrijding van Doesburg –een belegering van veertien dagen-, Zutphen en Deventer, de overgang over het Twentekanaal[59] en de taaie volharding van de Duitsers op het stuk Almelo – Wierden, verloopt de opmars tot aan de (Verlengde) Hoogeveensche Vaart zeer voorspoedig. Soms misschien te voorspoedig: '... Obviously the Corps or Army plan did not envisage the rapidity of our progress, and even the capture of the TWENTHE CANAL seemed to some low-level observers to have been somewhat ahead of schedule (...) there seemed to be an absence of real 'drive' on the higher command: probably for good reasons, such as the considerations of 'firming up', 'logistics', maintaining communications, and other worthy criteria ...'[60]. Mede hierdoor is het mogelijk dat de snelheid, waarmee de Duitsers terugtrekken groter is dan de opmarssnelheid van de bevrijders. De grootste problemen zijn de brugslag, de congestie waardoor enorme files ontstaan op de opmarswegen en de ondermijning van wegen. '...The Germans were apparently relying mainly on demolitions to hold up our advance...[61]. Meestal worden deze ondermijningen onder schot gehouden door een klein gevechtsteam van een paar man met pantservuisten en mitrailleurs. Dat kost tijd, want de situatie dwingt tot de uitvoering van een goed geplande aanval en het zoeken naar alternatieve routes om met de hoofdmacht door te kunnen gaan. De ene keer wordt snel een baileybrug gelegd, soms worden bruggen provisorisch hersteld waarbij de plaatselijke bevolking dikwijls kordaat steun verleent en weer een andere maal wordt met het aanwezige materiaal een voorlopige brug gebouwd. Ondanks al dit oponthoud kunnen de Canadezen, Britten en Polen hun opmarssnelheid redelijk goed handhaven.
De bevrijding van een dorp of kleinere gemeente verloopt bijna altijd volgens een vast patroon. Het schieten dat naderbij komt, al dan niet voorafgegaan door zwaardere beschietingen, de vliegtuigverkenner die komt en gaat, een dorpsgenoot die de bevrijders al eerder heeft ontmoet en als bewijs op de terugweg per fiets sigaretten en chocola meeneemt, het spannende wachten, vaak in kelders opeengepakte families en onderduikers, tot dat 'da bunt ze' kan worden geroepen, het gevoel van vreugde bevrijd te zijn: '... nooit zal ik die rij soldaten vergeten ..., maar tegelijkertijd een gedrag van ongeloof daarover '... the undemonstrative Dutch seemed genuinely glad to see us, and although the flag-waving and cheers failed to stir us as they occasionally did in France, we still felt proud to belong to an army of liberation...', de jacht op de foute landgenoten en het herstel van de dagelijkse orde.
Het gedrag van de vijand verschilt van plaats tot plaats. Soms wordt in alle stilte vertrokken, soms in allerijl, en dan weer wordt hevig weerstand geboden. Ook de 'fouten' handelen verschillend. De ene groep trekt met de Duitsers mee of probeert het hazenpad te kiezen en heeft misschien nog hoop op betere tijden, de andere blijft lijdzaam het lot afwachten en weer anderen, meestal Nederlandse SS-ers, nemen eerst op brute manier wraak om zich vervolgens tot het uiterste te verweren tot ze er letterlijk bij neervallen.
Samen met het Black Watch bataljon
In dit artikel is het te doen om een beeld. In deze fase van de bevrijding is dat beeld er een van succes en blijdschap en qua krijgskunde een van het zinloos voortzetten van de oorlog. Van een frontenoorlog is geen sprake meer. Daarom continueer ik de schets van het beeld door de gebeurtenissen van een van de Canadese bataljons te volgen, dat in de sector van de 2e Divisie vanuit Terborg naar Hoogeveen oprukt. Het gaat om het bataljon Black Watch [62] of Canada van de 5e Infanterie Brigade. Hun oorlogsdagboek is representatief voor het dagelijkse reilen en zeilen van de bataljons. Ik zal dat dagboek niet letterlijk vertalen en stukken overslaan die mij in dit kader minder relevant voorkomen.
Canadese manschappen trekken op 30 maart Terborg binnen. Bron: Bevrijdingskinderen
De opmarsroute van het bataljon loopt vanaf Terborg, dat op 1 april in de vroege ochtend wordt ingenomen, via de noordrand van Doetinchem naar Hummelo (op 3/4). Van hieruit gaat het naar Laren dat op 5 april het aanvalsdoel van het bataljon is. Vanuit Laren gaat het verder naar Holten (8/4), Rijssen (9/4) en Nijverdal (10/4) om vervolgens zonder slag of stoot Ommen in te nemen (op 11/4). Na eerst Oud Leusen op 12 april snel te bevrijden. Aan het einde van de middag van 12 april zet de opmars zich voort naar Hoogeveen, waar de eerste compagnie op 13 april om 01.00 uur arriveert. Het bataljon zal nog diezelfde dag in de richting Assen vertrekken, maar daarover in het slothoofdstuk. Over de weg gemeten wordt een afstand overbrugd van nog geen 125 kilometer in twee weken. Een totaal andere ervaring dan hiervoor. De geringe kracht van de tegenstander komt tot uiting in het gelukkig voor de Canadezen, kleine aantal slachtoffers. Bij Terborg 5 lichtgewonden bij de A-Compagnie en opnieuw bij dezelfde eenheid 8 gewonden en 12 vermist bij de manoeuvres in het noorden van Doetinchem waar men een kort ogenblik de weg kwijt is. Daarna, bij de aanval op Laren, komen de C-Compagnie en de vooruitgeschoven commandopost van het bataljon onder hevig vijandelijk vuur te liggen. De tirailleurs hebben een behoorlijk aantal zwaargewonden. Aantallen worden niet genoemd, maar veel kan dat niet zijn geweest, gegeven het feit dat de C-Compagnie ook voor een direct volgende opdracht gevechtsklaar blijft. Van de bataljonsstaf raken de bataljonscommandant en drie andere officieren en een korporaal-verkenner gewond. Deze laatste overlijdt later aan zijn verwondingen.
De Engelse hoofdmacht heeft zich op 30 april verzameld op het marktplein in Aalten. Bron: Bevrijdingskinderen
Gedurende deze opmars wordt het bataljon steeds versterkt met een eskadron van Fort Garry Horse. De snelheid waarmee wordt opgerukt en de onderlinge afstanden tussen de eskadrons maken het voor de commandant en zijn bataljonsstaf bijzonder moeilijk de commandovoering soepel te laten verlopen. Af en toe met vallen en opstaan, maar doorgaans vrijwel probleemloos, voeren de Canadezen een feilloze 'Auftragstaktik'. Hun flexibiliteit maakt het mogelijk om meer dan eens op het pelotonsniveau en lager succesvolle acties uit te voeren die uiteindelijk voor het gehele bataljon en zelfs het niveau daarboven gunstig is. Zo bijvoorbeeld de omsingeling van het gebied ten noorden van Holten.
Na de bevrijding van Aalten trekken Engelse troepen verder noordwaarts. Bron: Bevrijdingskinderen
Black Watch bataljon op 1 april
Deze eerste dag beschrijf ik wat meer uitgebreid om direct in dit bataljon te kunnen 'integreren'. Als altijd wordt met het weer gestart, voor elke militaire eenheid van levensbelang.
Ditmaal is het weer goed, later bewolkt. Om 01.00 uur begint de aanval op Tereborg [men bedoelt Terborg]; aanvankelijk een voorspoedig verloop tot de A-Compagnie (A-Cie) onder hevig vuur komt van automatische wapens. Aan tanks van Fort Garry Horse wordt om steun gevraagd, met succes; kort daarop worden de eerste krijgsgevangenen gemaakt '...they were a pretty mixed bag ...'.. A-Cie opnieuw onder hevig vuur, maar gaan vastberaden voorwaarts en nemen eerste aanvalsdoel. Op bepaald moment gaan twee tirailleurs 'tijgerend' voorwaarts. Een Duitser die tevoorschijn komt en waarschijnlijk geen munitie meer heeft, slaat met zijn geweerkolf op een van de mannen, maar '...the other A Cie. man rolled over and shot the German...'. Met B-Cie soms verbindingsproblemen, ook nu weer en dus ging bataljonscommandant (BC) om 04.22 uur zelf naar voren om te zien hoe de 'Bravo' het doet. Huis voor huis wordt door de compagnie 'bezocht', maar van de vijand geen teken. Dit verloopt veel te traag naar de zin van de compagniescommandant (CC). Hij besluit rechtstreeks op het doel af te gaan [bijna 500 meter verderop bij de kerk van Terborg] en zonder één schot te lossen wordt het doel genomen. Een gewondenverzorger wordt in zijn oor gebeten door de gewonde Duitser die hij bezig is te helpen. De C-Cie bereikt doel zonder enige tegenstand. De D-Cie komt bij de opmars door het bos onder zeer hevig vuur te liggen. Een van de pelotons weet zich los te maken en voert een omvattende beweging uit. D-Cie weet de zaak te klaren en krijgsgevangenen te maken. Om 07.25 uur kan het bataljon 'BOWLINE clear' geven [BOWLINE is de codenaam gegeven aan deze aanval op Terborg]. De aanvalsdoelen worden geconsolideerd en daarna wordt er gerust. Het bataljon heeft 61 krijgsgevangenen en 11 eigen gewonden, waarvan één ernstig geval. Om 12.30 uur moet BC bij brigadecommandopost zijn voor een nieuwe opdracht en tijdens terugkeer krijgt bataljon waarschuwingsbevel om zich gereed te houden voor een nieuwe aanval, nu ten noorden van Doetinchem. Aanvang van de opmars om 14.30 uur; het bataljon vertrekt exact op tijd. Nauwelijks onderweg moeten we aan de kant om de andere brigades van de divisie te laten passeren. Tot laat in de middag blijven we ter plaatse; om 16.50 uur moet BC weer naar brigade en het bataljon zal nieuwe opdrachten krijgen tijdens de opmars. Om 19.00 uur vertrokken met de tanks van de Garry's en de eigen transportvoertuigen met de C-Cie voorop. De colonne raakt de weg kwijt, het zicht is slecht en we krijgen onmiddellijk problemen. Twee tanks krijgen een voltreffer, waarvan er een volledig uitbrandt. De C-Cie komt onder hevig vuur te liggen. Aantal gewonden: 8; aantal vermisten 12. De C-Cie krijgt toestemming tot terugtrekken en tot hergroeperen.
Black Watch bataljon van 2 - 6 april
2 april
Het weer is in de ochtend bewolkt, later fraai en warm. Het bataljon bevindt zich in de omgeving van Laag Keppel, waar ook een andere eenheid van de 5e Brigade zit, het Calgary Highlanders bataljon. Contact met elkaar is broodnodig maar klopt niet altijd. Tot laat in de middag blijft het doel voor het Black Watch onduidelijk. Vroeg in de avond ontvangt het Black Watch zijn nieuwe aanvalsdoel: Hummelo. Iemand uit het verzet neemt contact op met de bataljonsstaf en biedt zijn diensten aan. Hem wordt gevraagd om informatie te verkrijgen over de tegenstand in Hummelo. Ongeveer 20 man bezetting wordt gerapporteerd. Later blijkt dat, '...The estimated 20 Germans in the area have certainly multiplied and in the town the men have to engage in house clearing ...' , aldus vermeldt het oorlogsdagboek.
Eerder op de dag beleeft de B-Cie een merkwaardig voorval wanneer een Duitse officier al fietsend de posities bereikt van een van zijn pelotons. Als hij wordt aangehouden, stapt hij keurig af en werpt onmiddellijk daarna twee handgranaten te midden van het peloton. Het loopt allemaal goed af, behalve voor de Duitser. Nog merkwaardiger misschien is de ervaring van de D-Cie. Burgers waarschuwen de commandant dat er twee Duitsers in een kelder zitten, maar de compagniescommandant wil aan deze twee geen tijd verspillen. Op het moment dat hij weg wil rijden, komen beide Duitsers uit hun schuilplaats, springen in de jeep van de majoor en eisen dat zij nu als krijgsgevangenen zullen worden behandeld. Dit keer loopt het vanzelfsprekend voor deze beiden goed af.
Het bataljon heeft al vier aanvalsdoelen met succes genomen binnen 48 uur en zijn broodnodig aan slaap toe.
3 april
Vandaag een warme, zonnige dag en behalve de beveiligingspatrouilles kunnen de soldaten rusten: '...ish and clean up...'.
In de ochtend doorschrijdt de 4e Infanterie Brigade het verzamelgebied van het bataljon, op weg om over het Twentekanaal een bruggenhoofd te vestigen.
4 april
Orders kunnen vaak snel veranderen. Zo ook deze dag. Om 18.00 komt het bevel om naar Noordink te verplaatsen, even ten noorden van Hengelo (Gld.). Deze verplaatsing begint om 18.20 uur. Na aankomst in het nieuwe verzamelgebied komt de order om het Twentekanaal over te steken en de stad Laren in te nemen. Intussen moeten twee andere bataljons van de brigade het bruggenhoofd verstevigen. Laat in de avond passeert het Black Watch het kanaal ten zuidoosten van Laren en betrekt het gebied in afwachting van de aanval op Laren.
5 april
Om 01.00 uur ontvangen de bataljonscommandanten het nieuwe brigadebevel. Het Maisonneuve verdiept het bruggenhoofd in noordelijke richting, het Calgary Highlanders in oostelijke richting, het Black Watch, versterkt met een eskadron van Fort Garry Horse, doorschrijdt het Maisonneuve en neemt in een doorgaande beweging Laren in.
Om 07.45 vertrekt het Black Watch met twee compagnieën voorop, om posities vlak achter het Maisonneuve in te nemen. Nauwelijks gestart komen de beide leidende eenheden onder zwaar vijandelijk vuur te liggen van scherpschutters en antitank wapens. Het Maisonneuve is dus niet daar waar het Black Watch haar verwacht heeft. Men moet de aanval afbreken, terugtrekken en ingraven. De C-Cie incasseert een aantal zwaargewonden en ook de bataljonsstaf moet het ontgelden. De bataljonscommandant, zelf een van de gewonden, wordt tijdelijk vervangen door een van de compagniescommandanten. De vervanging verloopt snel en vlekkeloos.
Snel wordt een nieuw plan geformuleerd met voor de artillerie wederom een sleutelrol. Een hevige beschieting met lichte en middelzware vuurmonden op de stad Laren moet de weg effenen voor de twee compagnieën die Laren als eerste moeten binnentrekken. Om 11.15 uur start de aanval, om 16.00 uur is Laren stevig in handen en zitten de teruggetrokken Duitsers ergens voorbij Laren in de bossen.
6 april
Bewolkt weer. Een nieuwe bataljonscommandant wordt aangewezen en meldt zich bij het Black Watch. In de ochtend doorschrijdt het bataljon Fusiliers de Mont Royal van de 6e Infanterie Brigade het gebied van het Black Watch.
De dag wordt besteed aan onderhoud, aanvulling van materieel en hergroepering. Ergens aan de rand van het dorp wordt in een door granaatvuur getroffen café een film vertoond voor de C-Cie, die even op adem moet komen vanwege de geleden verliezen.
Black Watch bataljon van 7 - 13 april
7 april
Bewolkt en regenachtig. Rustdag voor het bataljon. Laat in de middag wordt opdracht ontvangen om de volgende dag te verplaatsen en een aanvalsdoel in de sector Holten te nemen (aanvalsdoel krijgt de codenaam BENZ) In de middag en de avond worden films gedraaid.
8 April: Duitse schutters in de watertoren aan de Warnveldseweg in Zutphen moeten onschadelijk gemaakt worden. Bron: Bevrijdingskinderen
8 april
Mistig en koud, later op de dag fraai en warm weer. Het bataljon vertrekt om 06.45. Het voorbataljon [Calgary Highlanders] heeft inmiddels zijn aanvalsdoel al bereikt en wordt daarna gepasseerd door het Maisonneuve op weg naar zijn aanvalsdoel. Tegen 09.00 is de voorop gaande C-Compagnie van het Black Watch gereed om de aanval op BENZ te leiden. Er wordt tegenstand ondervonden en er wordt behoedzaam opgetreden om het aantal slachtoffers in eigen gelederen op een minimum te houden. Tegen 12.45 moet de vijand wijken onder druk van de Canadezen, maar geweervuur van scherpschutters blijft gevaarlijk. Pas na verkregen informatie uit patrouilles wordt besloten om vroeg in de avond met twee compagnieën, versterkt met tanks, Holten binnen te trekken. Dit gebeurt al hevig vurend om 20.00 uur. Eenmaal in de stad wordt het succes uitgebuit en worden doelen genomen die oorspronkelijk bedoeld zijn voor het Maisonneuve.
Een carrier in Holten op 8 april. Bron: Bevrijdingskinderen
9 april
Fraai en mooi weer en opnieuw een rustdag, ook voor het nodige onderhoud en logistieke activiteiten. Om 20.00 wordt verplaatst naar Rijssen dat in de ochtend door het Maisonneuve is bevrijd. Op de 10e zal het bataljon de weg in noordelijke richting vervolgen. Ommen is het volgende doel.
Rijssenaren begroeten op 9 april hun bevrijders. Bron: Bevrijdingskinderen
10 april
Opnieuw fraai en zonnig weer. Black Watch gaat om 07.30 uur op pad met de B-Cie voorop, gezeten op de tanks van de 'Garry's' en de eigen transportvoertuigen. De dag is er een van het nemen van waterhindernissen. Eerst het Overijsselsch Kanaal. Dit wordt met behulp van een kleine veerpont uitgevoerd die door buurtbewoners tevoorschijn wordt gehaald. Zij helpen de Canadezen bij deze overgang. De tanks kunnen niet mee en zullen zes uur moeten wachten, tot een nieuwe brug is geslagen, hetgeen gebeurt met massale steun van de bevolking. Plannen worden opnieuw herzien. Om 18.00 uur wordt op de volgende waterhindernis gestoten, het kanaal tussen de Vecht en de rivier de Regge bij Nieuwebrug. Via een smalle voetbrug, door soldaten van de A-Cie ontdekt, gaat het bataljon te voet verder. Deze operatie kost bijna 2 uur. Het bataljon zit vlak voor het aanvalsdoel, maar vanuit de brigade komt de opdracht niet verder te gaan. De gehele nacht wordt intensief gepatrouilleerd. Een luide explosie doet vermoeden dat de brug over de Vecht bij Ommen nu is vernield. Het vijandelijk mortiervuur stelt weinig voor.
11 april
Het weer blijft onveranderd. Vroeg in de ochtend vertrekt een verkenningspatrouille van de C-Cie in de richting Ommen en meldt een zeer geringe scheefte aan de brug: niet meer dan een klein gat van circa 1 meter in het midden van de brug. De patrouille gaat Ommen in, ontdekt twee Duitse militairen op een fiets die onmiddellijk onder vuur worden genomen. Op de melding van de patrouille wordt direct gereageerd: de C-Cie gaat meteen voorwaarts met bulldozers en tanks en rapporteren niet lang daarna 'town cleared'. Ommen is bevrijd, het bataljon neemt posities in ten westen van de stad in de omgeving van Varsen.
12 april
Rustig weer en bewolkt. Inlichtingenrapporten wijzen op vijandelijke activiteiten op ongeveer vijf kilometer ten westen van Ommen in Oud Leusen. De A-Cie, versterkt met een 'self-propelled'-kanon en 3-inch mortieren gaat dit karwei vandaag klaren. Even na 15.00 uur wordt er contact gemaakt met de vijand en Oud Leusen is, bij wijze van spreken, in een oogwenk bevrijd. De 'Alfa' komt terug met 18 krijgsgevangenen en blijft zelf vrij van gewonden.
Om 17.00 uur ontvangt het bataljon van de brigade de waarschuwing dat het Black Watch voorlopig niet zal verplaatsen. Om 20.00 uur wordt vanuit de brigade de opdracht gegeven om onmiddellijk te vertrekken naar Hoogeveen. Een tegenaanval moet door het Black Watch worden voorbereid en uitgevoerd om de dreiging vanuit westelijke richting op Hoogeveen te elimineren. Eerder heeft een verzetsman uit Zwolle zich gemeld bij het bataljon met een zeer belangrijk bericht voor de brigade. Omdat ook Meppel op deze dag nog niet is bevrijd, vermoed ik dat deze informatie te maken heeft met een mogelijke aanval vanuit Meppel op de open flanken van de noordwaarts trekkende Canadese 2e Divisie. De andere mogelijkheid is dat in het kamp Ten Arlo, in de directe omgeving van Hoogeveen, nog fanatieke SS'ers zitten, die waarschijnlijk bereid zijn tot het bittere einde door te vechten[63].
Om 21.30 uur, vlak voor vertrek naar Hoogeveen, komt het bericht van een Nederlandse burger dat in de sector van Ommen een Duitse aanval vanuit het westen op komst is. Van de brigade ontvangt het Black Watch de opdracht om één compagnie achter te laten (het wordt de A-Cie) die contact moet maken met de Maisonneuve die dan deze sector zal overnemen. Voor de A-Cie is verder geen transport beschikbaar en men moet op een opmarsroute domweg afwachten op komend beschikbaar transport. Het resultaat van deze improvisatie op grond van een 'inlichting': er komt geen vijand met een aanval, noch is er vijand in de buurt, het Maisonneuve is al vertrokken en er wordt geen contact gemaakt, de nacht is donker, maanloos en koud en transport komt er vooralsnog niet. De Compagnie moet lang wachten, ruim drie en een half uur.
13 april
Het weer is opnieuw fraai en zonnig. Black Watch arriveert om 01.00 uur in Hoogeveen en mag zijn ongelukkige A-Cie om 04.20 uur verwelkomen. Intussen geen aanval vanuit het westen en het bataljon krijgt opdracht om in de loop van de dag naar Assen te vertrekken. Op dat moment vecht de 6e Brigade al ten noorden van Assen en heeft de 4e Brigade de opdracht ontvangen om Groningen vanuit het zuiden aan te vallen. Wanneer de weerstand te groot is, moet de 5e Brigade, waaronder dus het Black Watch, de Duitse weerstand vanuit het westen aangrijpen en neutraliseren. Om 15.15 uur vertrekt het Black Watch via Muil, Spier, Beilen en Hooghalen. Straks in het slothoofdstuk komen we terug op dit bataljon.
Hoogeveen in het centrum van de (Verlengde) Hoogeveensche Vaart
Als het Black Watch op 11 april Ommen nog moet veroveren, zitten andere Canadese eenheden van de 6e Brigade al even ten zuiden van de Hoogeveensche Vaart vlak voor Hoogeveen. De dag daarvoor hebben Belgische parachutisten (daarover in het volgende hoofdstuk) de bevrijding van Hoogeveen al ingezet. Via de Coevorderstraatweg komt een rijdende gevechtspatrouille in de ochtend omstreeks 10.00 de stad binnen tot aan de Noordse brug. Ze maken vier Duitsers krijgsgevangen en vertrekken weer even snel als zij gekomen zijn. Toch is dit '...het moment waarop Hoogeveen zich bevrijd voelt...'[64] . In het oostelijke gedeelte van Drenthe gaat het nog meer voor de wind. De Poolse Divisie heeft Zweeloo en Sleen op 9 april al bevrijd en koersen in de richting van Oost-Groningen.
Meppel in het westen is dan nog niet van de Duitse bezetter verlost, maar Coevorden in het oosten viert de bevrijding al op 5 en 6 april. Een fraai voorbeeld van het grillige en bizarre verloop van de 'frontlijn', want als Meppel op 13 april door het D-eskadron van the 12e bataljon Manitoba Dragoons wordt bevrijd en twee mannen nog worden gefusilleerd, valt de 4e Infanterie Brigade Groningen al vanuit het zuiden aan. Op dat moment hebben de mannen van Maczek's Poolse Pantser Brigade Bourtange bereikt , is Zwolle nog niet ontzet – dat gebeurde pas op 14 april – en zijn in Wolvega de vlaggen al uitgestoken en zitten eenheden van de Canadese 3e Infanterie Divisie al ruimschoots op Fries grondgebied.
In Coevorden proberen de Duitsers nog weerstand te bieden en het kost de Canadezen een middag en een ochtend om deze 'cluster oppositie' in Coevorden op te ruimen. De opgeblazen Bentheimerbrug weerhoudt de bevrijders van een snellere uitvoering. In Hoogeveen wil de Duitse commandant geen confrontatie met de Canadezen. En dat terwijl juist Hitlers laatste 'hoop-troepen' zich met ongeveer 2000 man in Hoogeveen hebben genesteld. Maar deze Volksstürmer zijn compleet gedesorganiseerd en gedemoraliseerd en tientallen deserteren.
Hoogeveen wordt dan ook vrijwel zonder problemen ingenomen. Het verloopt relatief zo eenvoudig dat het gemeentebestuur bij monde van de burgemeester niet eens 'de naad van de kous' weet. Op een brief van het Ministerie van Oorlog over de bevrijding is het antwoord dat Hoogeveen bevrijd is door '...het 1e Can. Leger op doortocht naar Assen; naam commandant onbekend...'[65]. Schade is er ook nauwelijks in Hoogeveen en omgeving. De Organisation Todt heeft verwoestingen aangebracht en her en der is er sprake van agrarische uitbuiting door het wegvoeren van de veestapel. De vernielde bruggen blijken achteraf een schadepost op te leveren van zeggen en schrijven 1143,96 Nederlandse guldens. Nog minder is de schade die de Duitsers hebben aangericht bij de Kerk van de Gemeente des Heeren, hetgeen blijkt uit een reactie van de voorganger van deze gemeente op een brief van de burgemeester: '... Alleen de Duitsche weermacht heeft van ons twee tuinharken meegenomen ...'[66]. Het grootste struikelblok voor een snelle en definitieve bevrijding is de bouw van een noodbrug nabij de Griendtsveenbrug. Gelukkig is er een creatieve sergeant van de genie en toevallig zijn er voldoende spoorbielzen en hout, zodat in één dag de noodbrug kan worden gebouwd. Om half acht 's avonds op 11 april komt de Canadese voorhoede het laatste stukje territorium van de gemeente Hoogeveen bevrijden.
Op 8 april verlaat generaal Christiansen met zijn Staf in alle stilte Emmen. Vanaf dat moment laat hij de verdediging van de Hoogeveensche Vaart over aan generaal D. Böttger, commandant van Feldkommandantur 674 in Groningen. Zijn vooruitgeschoven commandopost bevindt zich in Hotel Slomp te Westerbork. Böttger heeft een onmogelijke opdracht. Tussen Holsloot en Hoogeveen over een afstand van 26 kilometer moet de Vaart worden verdedigd door drie compagnieën van elk gemiddeld 115 man sterk. Er is geen artillerie, zware wapens zijn evenmin aanwezig, alleen pantservuisten. De reserve van Böttger bestaat uit 28 man op motorfietsen. Hun opdracht: 'tegenaanvallen' uitvoeren waar nodig in het gebied tussen Hoogeveen en Assen. Zo'n verdediging is natuurlijk een krijgskundige anekdote. Tegen deze strijdmacht moeten ook de SAS-eenheden het opnemen in Drenthe.
Het moet wel goed gaan en '... home seemed very close indeed...', vermeldt het oorlogsdagboek van Fort Gary Horse.
Special Air Service (SAS) Drenthe
Algemeen[67]
Het scheelt weinig of er zijn boven Drenthe nooit para's afgesprongen. Gelukkig dat brigade-generaal J.Michael Calvert, nauwelijks terug uit Birma, het commando aanvaardt over de Special Air Service Brigade. Opheffing van de SAS-eenheid is een serieus punt van discussie en Calvert heeft tot taak aan te tonen dat er wel degelijk een rol is weggelegd voor de brigade. Hij krijgt een paar weken de tijd om de waarde van deze parachutisten aan te tonen. Dat is hem toevertrouwd, want Calvert is een leerling van de legendarische generaal-majoor Orde Wingate, de 'vader' van de beroemde Special Night Squads, een Joods legioen uit de jaren 30, dat van Wingate geleerd heeft hoe guerrilla moet worden gevoerd. Calvert heeft zich deze guerrilla-taktieken en -technieken volledig eigen gemaakt, zij het eerst met behulp van muilezels en pony's in de wouden van Birma. Hij weet wat vakbekwaamheid, avontuur, passie, durf, risico, aanpassingsvermogen en onzekerheid inhouden.
In een brief van 21 maart 1945, de dag waarop Calvert officieel het commando krijgt over de SAS Brigade, stelt hij onomwonden vast dat er nog veel werk valt te doen dat de moeite waard is. Inspirerend als 'Mad Mike' Calvert is, moet hij veel van zijn eigenschappen op zijn soldaten hebben overgebracht. Hij verwacht van zijn mensen een weloverwogen stoutmoedigheid, doorzettingsvermogen en snelheid. Niet voor iedereen hebben deze eigenschappen geluk gebracht. Onschuldige burgers zijn daardoor meer dan eens in het nauw gebracht en een aantal heeft dat met het leven moeten bekopen. Het monument bij Spier is onder meer daarvan een stille getuige.
De Canadezen hebben zelf geen SAS-eenheid en als generaal Crerar hoort van een mogelijkheid om in de sector van zijn 1e Leger, Special Air Service te krijgen [het voorstel komt van de 21e Leger Groep op 28 maart], aarzelt hij geen moment. Met Calvert bespreekt Crerar al op 30 maart de plannen voor de inzet van luchtlandingstroepen op Nederlands grondgebied. Begin april wordt besloten om drie afzonderlijke operaties uit te voeren. Een volledige grondoperatie (codenaam Larkswood) in samenhang met een luchtlandingsoperatie boven Drenthe (operatie Amherst [68) en een aparte luchtlandingsoperatie ter ondersteuning van de opmars in het westen (codenaam Keystone). In dit hoofdstuk beperken wij ons tot Larkswood en Amherst.
Larkswood wordt uitgevoerd door het Belgische 1e Parachutisten Bataljon onder commando van de majoor Blondeel. Hun opdracht is om in Noordoost-Nederland speciale verkenningen en gevechtspatrouilles uit te voeren. Het bataljon wordt aanvankelijk onder bevel gesteld van de Canadese 4e Pantserdivisie en korte tijd later onder bevel van de Poolse Pantserdivisie.
Operatie Amherst wordt uitgevoerd door de Fransen van het 2ième (later 4 SAS) en 3ième (later 3 SAS) Régiment de Chasseurs Parachutistes onder commando van majoor Puech-Samson respectievelijk luitenant-kolonel De Bollardière. Hun opdracht luidt de verovering van de vliegvelden bij Steenwijk, met tweede prioriteit het veiligstellen van de overgangen op de opmarsroutes. Hun nevenopdracht is om chaos te scheppen in de Duitse gelederen en de voorhoedes van de oprukkende eenheden te gidsen en van informatie te voorzien.
De situatie[69]
Op 7 april nemen de Belgen de verdediging van het strategisch belangrijk gelegen Coevorden over van de Canadezen en krijgen de taak om offensieve verkenningen uit te voeren vóór de Canadese 4e Pantser Divisie. Nog geen 24 uur later springen de Fransen met twee bataljons boven Drenthe in de nacht van 7 op 8 april. Zij krijgen tot taak om wanorde te scheppen in de Duitse gelederen. Calvert wil dat ze 'gezien' worden, reden waarom bijvoorbeeld de parachutes na de afsprong niet verstopt moeten worden. Komen deze Belgen en Fransen als mosterd na de maaltijd nu de voortgang van de Canadezen toch naar wens verloopt? Waar bevinden zich op dat moment de divisies van het Canadese 2e Legerkorps? Hoe is die situatie op 7 april?
Generaal-majoor A.B. Matthews wil met zijn 2e Infanterie Divisie het bruggenhoofd aan het Schipbeekkanaal over de as Laren – Holten helemaal uitbouwen. Het gebied rondom Holten wordt uitgebreid verkend. Generaal-majoor R.H. Keefler strijdt met zijn 3e Infanterie Divisie nog in de omgeving van de IJssel en bekommert zich om Deventer en Zutphen. Generaal-majoor Vokes is al bezig om met zijn 4e Pantser Divisie de omgeving van Meppen in Duitsland te versterken. Zijn 'frontlijn' loopt van Meppen, via Coevorden naar Almelo en Delden. Daarom wil de legerkorpscommandant eerst de driehoek Almelo – Borne – Delden stevig in handen hebben en tegelijkertijd een van zijn brigades reserveren voor de Ems-overgang bij Meppen. Bovendien zal op deze 7e april de Poolse Pantser Divisie arriveren om op de rechterflank vanuit de sector Coevorden in noordoostelijke richting door te stoten. Op de linkerflank moet de 3e Divisie het werk aan de IJssel snel afmaken en doorstoten naar Zwolle.
En de Duitsers....?
Die hebben bij Zutphen en Doesburg en andere lokale plekken getoond te willen vechten tot ze er bij neervallen. Maar algemeen is het weerstandsvermogen van de Duitse eenheden in elkaar geklapt. De enige serieuze hindernis ligt vanaf 7 april in noord-west Duitsland aan de Ems. De snelle opmars op de rechterflank van het Canadese 2e Legerkorps heeft de Duitsers volledig confuus gemaakt. Eigenlijk is Drenthe een lege huls geworden. Later zal generaal Eugen Meindl, commandant van het 2e Parachutisten Legerkorps, verklaren dat er geen enkel strategisch plan meer bestaat hoe de defensie te voeren. Zijn 6e Parachutisten Divisie zit weliswaar nog in Nederland, maar heeft verder elk verband verloren met het Legerkorps. De commandant van deze divisie, generaal-majoor Hermann Plocher, verklaart dat hij in een zeer netelig parket is gemanoeuvreerd door het optreden van de Canadese 4e Pantser Divisie. Hij moet zijn divisie splitsen en noodgedwongen een deel over de IJssel in westelijke richting laten terugtrekken en een ander gedeelte in noordoostelijke richting. Hij kan deze manoeuvres gelukkig allemaal nog uitvoeren, aldus de generaal, omdat de Canadese tactiek volkomen voorspelbaar is, niet alleen in manoeuvre (waarmee en hoe bezet ik de ruimte), maar zelfs in tijd. Hierdoor is zijn divisie in staat steeds op tijd te hergroeperen en te consolideren.
Het moreel van de Duitse soldaat is betrekkelijk laag en men is algemeen gesproken oorlogsmoe geworden, maar verwacht wordt dat de way of life van de nazi-soldaat er een is van vechten tot je er dood bij neervalt. De strijd om het Rijnland heeft deze instelling recentelijk nog getoond. Het Duitse militaire adagium: 'Gehorsam ist Prinzip, aber der Mann steht über dem Prinzip'[70] , gold al jaren niet meer voor vele Duitse militaire aanvoerders. Op de Nederlandse SS-ers en de jonge luchtmachtkadetten – in Drenthe is er een opleidingseenheid voor deze militairen - is dit principe bijna zeker niet toepasbaar en is de verwachting van fanatiek en zinloos weerstand bieden volkomen terecht. De ouderen hebben er echter schoon genoeg van en ontdekken dat zij misbruikt zijn. Je zou kunnen zeggen dat het gedrag van de tegenstander als geheel onvoorspelbaar is geworden. In zo'n situatie met een overwegende 'cluster-oppositie' ontstaan lokaal, mogelijk bittere gevechten op het niveau van een compagnie, peloton of groep. Voor het grote geheel zijn deze kleinschalige en felle acties echter niet van belang. Wel voor de individuele burger en soldaat die er direct mee worden geconfronteerd.
Operatie Larkswood
De Belgische SAS-eenheid met een sterkte van iets meer dan 140 man, heeft na de eerste inzet op 8 augustus 1944 in de omgeving van Perche in Frankrijk behoorlijke faam verworven. Twee kleine groepen – REGAN en GOBBO - hebben op de zijlijn zelfs nog meegedaan aan operatie Market Garden. Hun afspringen, ver achter de vijandelijke linies in de provincies Utrecht en Drenthe, moet de nodige informatie opleveren voor het hoofdkwartier van Bernard Montgomery. En in oktober 1944 wordt een groep van vier boven Friesland gedropt om Nederlandse verzetsmensen te trainen in het omgaan met lichte vuurwapens. Later zal de korporaal Raymond Holvoet worden 'afgezet' om een verbindingsnetwerk op te bouwen. Hij raakt gewond en wordt gevangengenomen door de Gestapo. Ondanks een paar maanden van doorstane martelingen laat Holvoet niets los en wordt hij om deze reden op 10 april 1945 gefusilleerd en in de IJssel gegooid.
In oktober verplaatst de eenheid zich naar Tervueren en wordt een verkenningseenheid voor de lange afstand met een sterkte van een eskadron (132 man in totaal, waarvan 12 officieren). De samenstelling van deze Belgische SAS-eenheid is simpel en doelmatig: een mobiele commandopost, een medisch team, een paar mortierteams (3 inch), verbindingsmensen, genisten (mineurs), een reparatie- en onderhoudsploeg en twee eskadrons met totaal 100 voertuigen, waarvan de helft gepantserd. De voertuigen zijn voorzien van zware Vickers-mitrailleurs. De training is gericht op zelfstandig optreden en offensieve verkenningen. Allengs groeit de eenheid naar een omvang van 300 man sterk. Er wordt nauw samengewerkt met de inlichtingensectie van de 21e Leger Groep.
Vanuit Coevorden trekken de Belgen met verkenningsgroepen het niemandsland binnen ten zuiden van de Verlengde Hoogeveensche Vaart tussen Coevorden en Hoogeveen. Ze laten er geen gras over groeien. Reeds op 7 april patrouilleert en verkent een Belgische groep de Verlengde Hoogeveensche Vaart en komt via de Coevordenseweg Hoogeveen binnenrijden, maakt een paar krijgsgevangenen en keert weer 'huiswaarts' richting Coevorden. Dergelijke patrouilles worden vanzelfsprekend opgemerkt en verhogen de spanning onder de bevolking. Is men wel of niet bevrijd? Er wordt afgewacht en men weet niet wat er staat te gebeuren. Totdat op 8 april in de middag twee patrouilles Elim binnenrijden. De ene uit de richting De Krim, de andere uit die van Slagharen. Het tij lijkt definitief te keren. Maar zo snel als ze gekomen zijn, zo snel zijn ze weer vertrokken. Blijdschap van de inwoners slaat opnieuw om in onzekerheid. Vlaggen worden weer opgeborgen. En inderdaad verschijnen er na enige tijd weer gemotoriseerde Duitsers. Op 10 april komen de Belgen terug, maar nu om het gebied voorgoed van Duitsers en Duitsgezinden te ontdoen, hierbij stevig geholpen door de leiding van de plaatselijke BS. De dag daarna zijn ook Noordscheschut en Nieuweroord bevrijd. Horden Duitse soldaten vluchten die dag in paniek weg of geven zich zonder enige tegenstand over. Het verhaal gaat dat één militair in één jeep Noordscheschut heeft bevrijd, en '..het is nog een Belg ook..'[71]. En het zijn ook Belgen die verreweg het grootste deel van Hoogeveen op 10 april bevrijden.
Niet iedereen heeft deze Belgen opgemerkt. Zo zou Hollandscheveld – een dag eerder dan Hoogeveen - bevrijd zijn zonder dat er één militair is gesignaleerd. De Duitsers zijn de avond tevoren in alle stilte vertrokken en een verdwaalde journalist komt vertellen dat Hollandscheveld bevrijd is.
De verkenningen vanuit De Krim naar Slagharen en naar Hardenberg zijn onderdeel van de opdracht om de line of communications met de divisie van Vokes te verzekeren. Na de afsprong van de Fransen krijgen de Belgen er een opdracht bij: maak contact met de RCP's dwars door de Duitse linies heen en breng de gewonde para's in veiligheid. Ook deze opdracht hebben de mannen van Blondeel perfect uitgevoerd. Tot aan het Oranjekanaal in noordelijke richting en tot in Dedemsvaart in zuidwestelijke richting zijn ze geweest en hebben ze hun gewonde Franse collega's met succes 'thuisgebracht'. Dat gebeurt op 8 april waar een stick ( groepje samen opererende parachutisten) fout is afgesprongen bij Dedemsvaart, daarna op 9 april waar contact wordt gezocht en gevonden met Franse para's die in een bos bij Witteveen zitten en 3 doden en 1 vermiste melden, maar geen hulp nodig hebben en ten slotte op 11 april waar Franse gewonden aan het Oranjekanaal worden afgevoerd.
Op 10 april wordt de bevelsverhouding gewijzigd en komt de Belgische SAS-eenheid onder bevel van de Poolse generaal Maczek. Zij worden 'de ogen' van de Poolse pantserdivisie en maken vrijwel meteen hun naam waar door bij verrassing de brug bij Oosterhesselen te nemen. Dit betekent een geweldige tijdwinst voor Maczek's divisie. De para's gaan onmiddellijk richting Winschoten en worden bij de Veelebrug door Duitse eenheden van de Kriegsmarine op heftige tegenstand onthaald. Een dagdeel van harde gevechten en een 'zwemoefening' om de rivier over te steken, resulteren uiteindelijk in een bruggenhoofd en meer dan halvering van de gevechtskracht bij de Duitsers.
Verder gaat het naar Blijham in vrijwel onbeschermd terrein. Achter het Pekelakanaal is een weerstandslijn door de vijand opgezet en ook de brug bij Winschoten wordt verdedigd met zowaar steun van artillerie en mortieren. Calvert in eigen persoon is op dat kritieke moment aanwezig en vraagt hoogstpersoonlijk om nabije steun van Rocket-Typhoons. In klare taal wordt om hun inzet verzocht en binnen 30 minuten is de tegenstand grotendeels gebroken. Een rookscherm van de eigen artillerie na de Typhoon-aanval zorgt er ten slotte voor dat een jeepsectie kan doorbreken die de Duitsers tot terugtrekken dwingt. In de vroege ochtend van 15 april wordt Winschoten bij het aanbreken van de dag bevrijd. In sneltreinvaart gaat het hierna in de richting van de kust die nog diezelfde dag wordt bereikt en wordt bij Beerta nog een achtergebleven weerstandsnest volledig geneutraliseerd. Larkswood is wat het Nederlandse territorium betreft achter de rug. De Belgen hebben een wezenlijke rol vervuld bij de bevrijding door hun snelheid, bekwaamheid en vastberadenheid van optreden.
Operatie Amherst
Is het een twijfelachtige eer voor 2RCP (3SAS) en 3 RCP (4SAS) om boven Drenthe af te springen en aan deze laatste geallieerde luchtlanding van de Tweede Wereldoorlog, operatie Amherst, deel te nemen? Bij het nemen van de Rijnhindernis zijn ze er niet bij. Hun missie wordt op het laatste moment geannuleerd. Slaat de brief van de nieuwe SAS-commandant Calvert van 21 maart 1945 op deze missie, waarin hij stelt dat er nog veel werk te verrichten is? Of wordt later alsnog een formule gevonden om een weinig strijdbare tegenstander zodanig te binden dat deze op de linkerflank van de geallieerde opmarsrichting geen dreigende tegenaanvallen meer kan uitvoeren? In dit geval gaat het om delen van de 6e Paradivisie en een Nederlandse SS-divisie. Zullen deze militairen zonder veel tegenstand de strijd opgeven? Van samenhang is geen sprake meer en het woord 'strategie' kunnen de Duitsers gevoegelijk vergeten. Hun nog aanwezige gevechtskracht is gebaseerd op een plaatselijke 'hap-snap' tactiek.
Als Calvert zijn mensen op 5 april toespreekt, wordt er toch nog een rechtvaardiging aan toegevoegd. Zonder deze operatie zal het zuiveren van dit deel van Nederland een langdurige en kostbare zaak worden. Een opmerkelijk argument, juist ook omdat vlak voor vertrek de geplande dropping zone in de omgeving van Coevorden moet worden gewijzigd vanwege de snelheid waarmee op de rechterflank van het legerkorps voorwaarts wordt gegaan. Bovendien zal later blijken dat de volgorde van belangrijkheid van opdrachten is omgedraaid. Veel vragen dus, waar nimmer een hard antwoord op kan worden gegeven, maar die intussen altijd blijven meespelen. Feit is dat de luchtlandingsoperatie in Drenthe, waar circa 700 man aan zullen deelnemen, in een paar dagen moet worden georganiseerd. De tijd is zo kort dat vele automatische wapens nog niet geheel zijn ontvet als ze in de containers worden afgeworpen[72]. Dit leidt tot blokkeringen tijdens het vuren met alle gevolgen van dien.
Op 6 april wordt het operatiebevel uitgegeven met nu als hoofdopdracht het zaaien van onrust en het stichten van verwarring in het vijandelijk achter gebied. Ik denk dat de Duitsers zelf al voor chaos, onrust en verwarring hebben gezorgd. Later zijn het tijdens de gevechten ook vaak achteloos optredende kleine groepen van Duitsers, die door de Fransen worden geneutraliseerd. Ook de nevenopdrachten worden geformuleerd, ditmaal in heldere taal:
- Voor 2RCP:
- Stel 9 verkeersbruggen en 2 spoorbruggen veilig voor de opmars naar het noorden. - Voor 3 RCP:
- Stel 14 verkeersbruggen veilig voor de opmars naar het noorden
- Verover het vliegveld bij Steenwijk
- Verover na ontvangst van de jeeps de vliegvelden bij Eelde en Leeuwarden
Verwarring scheppen houdt in dat de para's de verbindingen ontregelen, de verdedigende opstellingen onder vuur nemen en de belangrijke knooppunten van wegen zo goed mogelijk beheersen.
De planning is dat de para's maximaal 72 uur geheel zelfstandig zullen optreden om daarna de voorste eenheden van de eigen troepen te ontmoeten. Achteraf worden deze 72 uren gemiddeld meer dan 130 uur! Typhoons, in hun voltrekt nieuwe rol van logistieke ondersteuners, zullen meermalen met succes de troepen vanuit de lucht bevoorraden.
Dit is de planning wat betreft de dropping zones (DZ's):
2 RCP (4 SAS)
In het gebied Beilen – Schoonoord – Borger – Zuidlaren – Assen – Beilen, min of meer te verdelen in 3 clusters met als 'centra' achtereenvolgens Elp (7 sticks), Grolloo (5 sticks) en Eext (10 sticks). De 23e stick heeft een geplande dropping zone buiten dit gebied en ligt tussen Donderen en Lieveren, ten noordwesten van Assen. Deze behoort tot de geplande jeep-ploeg.
3RCP (3SAS)
De dropping zones zijn gepland in een langgerekt ovaal met als centrale as de Smildervaart met 4 clusters. Een cluster in de noordelijke punt van het ovaal ten westnoordwesten van Assen met als centrum Peest (7 sticks), dan een gebied in het midden van het ovaal met dropping zones west en oost van de Smildervaart met als centrum Hoogersmilde (9 sticks) en een afwerpzone tussen Dwingeloo en Pesse (3 sticks). Het 4e cluster zit in de zuidelijke punt van het ovaal tussen Koekange en Punthorst, dus noord en zuid van de Hoogeveensche Vaart en de rivier Reest (5 sticks).
Dropping zones tijdens operatie Amherst in Drenthe. Bron: Marcel Kuster, TracesOfWar
Op de kaart is aangegeven waar de werkelijke dropping zones van de beide bataljons liggen. Het beeld blijft vals omdat de beide ploegen van een stick meer dan eens na de afsprong uit elkaar vallen. De locaties zijn die waar de desbetreffende commandant van de stick met zijn eerste ploeg terecht komt. Uit deze werkelijke dropping zones zal blijken dat van de afgeworpen 46 sticks, in de nacht van 7 op 8 april, 4 sticks van 2RCP en 1 stick van 3RCP in de geplande dropping zone terechtkomen, althans zonder noemenswaardige afwijking.
De tekst op het monument aan de Vaart in Assen. Bron: Arnold Palthe, TracesOfWar
Beide bataljons springen tussen 22.30 en 00.30 uur onder slechte omstandigheden. Dat wil zeggen dat er geen enkel zicht is en het afspringen boven het zeer dichte wolkendek op een hoogte van ongeveer 600 meter plaatsvindt, terwijl er een krachtige westenwind waait. De 18 jeeps worden niet afgeworpen omdat er vooraf geen verkenningen zijn uitgevoerd voor goede afwerpgebieden en er geen garantie gegeven kan worden dat eigen mensen deze jeeps zullen opvangen. De beslissing hieromtrent wordt door de liaisonofficier bij de SAS-brigade[73] genomen en Calvert's woede hierover is op 15 oktober 1970 (!) nog niet bedaard, getuige een brief van de SAS-commandant aan de Franse Parachutistenvereniging.
Het monument aan de Vaart in Assen, opgericht in 1985 ter nagedachtenis aan de 33 Franse parachutisten die hun leven gaven voor onze bevrijding. Bron: Arnold Palthe, TracesOfWar
Vrijwel alle 46 afgeworpen sticks met hun 'bagage' in containers, de 47e wordt in de avond van de 8e april gedropt, komen overal neer behalve in de geplande zones. Vier komen er zelfs te midden van Duitse kolonnes terecht die op de terugtocht zijn. De para's beginnen dus al meteen met een bijna fatale achterstand: niet weten waar je bent en aan onbekenden, van wie je niet weet of ze te vertrouwen zijn, naar je positie vragen. Zij die hun containers terugvinden, met het noodzakelijke materieel aan automatische wapens, munitie en verbindingsmiddelen, kunnen zich hergroeperen en gaan onmiddellijk aan de slag met hun opdracht tot verwarring zaaien. Op meerdere plaatsen worden sticks samengevoegd om zodoende een grotere gevechtskracht te ontwikkelen.
De S.A.S. badge op het monument. Bron: Arnold Palthe, TracesOfWar
Het is niet verwonderlijk dat de jacht die de para's moeten openen, nu is omgedraaid. Er wordt jacht gemaakt op de Fransen, gelukkig met onvoldoende mensen en een geringe coördinatie. Hoe lang de Fransen zich kunnen handhaven, hangt voor een groot deel af van de voorwaartse opmarssnelheid van het 8e Verkenningsbataljon van de 2e Infanterie Divisie langs de hoofdroute dwars door Drenthe via Assen naar Groningen. Voor een ander deel zijn zij aangewezen op de hulp van de plaatselijke bevolking. De brief die de parachutisten bij zich hebben voor de welwillende Nederlanders is bedoeld om contact te maken. Alleen de tekst '..In een paar uurtjes zult u weer VRY zijn..' blijkt achteraf geflatteerd. Niet altijd heeft deze brief geholpen, maar een belangrijk deel van de boeren durft het risico aan om deze Fransen te steunen waar zij kunnen. Bij uitzondering wordt verraad gepleegd. Helaas blijft ook een flink gedeelte langs de 'zijlijn' staan, uit angst natuurlijk voor represailles.
Feit is dat Crerar na een verzoek van generaal Calvert weigert om zijn opmars aan te passen aan de stijgende nood van de beide Franse SAS-groepen, in het bijzonder waar het de munitie betreft. Tempo, richting en slagorde van het legerkorps worden ongewijzigd gelaten. Bij Spier bijvoorbeeld, waar de Fransen waarschijnlijk teveel hooi op hun vork nemen om de Duitsers aldaar in bedwang te houden, zullen de verliezen aan parachutisten vele malen hoger zijn uitgevallen als niet bij toeval een Canadese verkenningseenheid op tijd arriveert. Door de Duitsers wordt deze komst foutief beoordeeld en de op dat moment uit het bos komende versterking ziet af van een gevecht en trekt zich haastig terug. De Fransen zijn door het oog van de naald gekropen.
Waarom Crerar precies weigert, is onbekend. Hij is inderdaad een man van 'make a plan and stick to it'. Een meer plausibele reden kan zijn dat hij na de enorme verliezen in het Rijnland nu zoveel mogelijk Canadese levens wil sparen in de absolute wetenschap dat de eindoverwinning op zak is. En wellicht voorziet zijn staf de naderende problemen bij de volledige bevrijding van Noord-Nederland. Het venijn zit nu eenmaal in de staart.
Worden de opdrachten volledig uitgevoerd? Neen, is het ongenuanceerde antwoord. Maar hiermee worden de Fransen tekort gedaan. Er valt natuurlijk niet meer zo veel te desorganiseren en te demoraliseren. De Duitsers hebben de status van verval al bereikt, maar ik meen dat het optreden van 3 en 4 SAS dat verval hebben bespoedigd. Neem de aanval op de commandopost van Böttger in Westerbork op 8 april, de dag dat de Duitse generaal van Christiansen het commando krijgt over de eenheden in het noorden. Die aanval kan niet als volledig succesvol worden aangemerkt, maar heeft wel de nervositeit en de onzekerheid onder de Duitsers absoluut vergroot. En de Duitsers zijn van meet af aan hun commandant kwijt. Of een ander voorbeeld: de hinderlagen die de sticks 3, 7, 6 en 16 van 2RCP langs de route Borger – Gasselte – Gieten – Rolde leggen en de Duitsers behoorlijk dwarsbomen in hun bewegingen langs die as. Ook elders kan de tegenstander zich moeilijk door Drenthe verplaatsen als gevolg van hinderlagen. Zo weet de 4e stick van 3RCP met succes 7 dagen lang van schuilplaats naar schuilplaats te gaan en onderwijl ook her en der Duitsers vanuit hinderlagen te bestoken. Vervolgens wordt op 9 april de toch al geringe capaciteit aan transport nog meer aangetast door de aanval op het Nationalsozialistische Kraftfahr Korps in Gasselte. In dit NSKK verzorgen in hoofdzaak Nederlandse chauffeurs transporten voor de Duitsers. Wat betreft aanvallen op bruggen kunnen die bij Smilde en Appelscha als beslist succesvol uitgevoerde opdrachten worden aangemerkt.
De Veenhoopsbrug in Smilde vandaag de dag. Bron: Arnold Palthe, TracesOfWar
De Veenhoopsbrug over de Smildervaart lijkt van groot gewicht voor de noord-zuid route via Drenthe[74]. De een dag later vertrokken stick heeft deze brug tot driemaal toe veroverd en in handen gehouden tot op 12 april het eerste Canadese pantservoertuig de Fransen bij de brug kan ontzetten. Hetzelfde geldt voor de groep die al op de 8ste om zes uur in de morgen de Stokersverlaatbrug in Appelscha weet te bemachtigen en vanaf dat moment de doorgang voor Duitsers onmogelijk maakt. Er worden daarbij tientallen gevangenen gemaakt. Gevangenen zijn een ernstige handicap voor de para's: bewaking kost gevechtskracht en verzorging ervan doet afbreuk aan de gewenste mobiliteit. De vliegveld-opdrachten worden een flop. Geen enkele groep komt dicht bij het object terecht en als eindelijk het vliegveld bij Havelte wordt bereikt en de Duitsers zich zonder meer overgeven, blijkt het onbruikbaar voor eigen luchttransport. De RAF heeft eerder dit vliegveld gebombardeerd.
Al met al blijft het discutabel of operatie Amherst beslist noodzakelijk is om de opmars van de Canadezen te bespoedigen. Eerder is gewag gemaakt van de opmerking van de commandant van de Garry's over de opmarssnelheid. Die opmerking zegt veel.
De laatste ronde
Als je de vijand in een eindige ruimte voor je uitdrijft en daarna ook zijn ontsnappingswegen afsnijdt, kom je diezelfde vijand een keer tegen in een kleinere ruimte opeengepakt. Met bovendien een redelijke kans dat zijn gevechtskracht is toegenomen. Dit effect overkomt het legerkorps van luitenant-generaal Simonds in de laatste ronde van de bevrijdingsoperatie van Noord- en Oost-Nederland. Voor de Canadezen zit het venijn letterlijk in de staart, in dit geval in de provincie Groningen waar de Canadese 2e Infanterie Divisie het karwei moet afmaken.
In Friesland is er geen sprake van het voeren van een verdediging, hooguit van de vraag hoe het vege lijf te redden. Slechts één bataljon is er nodig om Friesland in een razend snel tempo te doorkruisen vanaf Noordwolde tot aan de Friesche Wadden ten noorden van Dokkum. De ingezette brigades van de Canadese 3e Infanterie Divisie, hoeven alleen nog wat 'opruimwerkzaamheden' te verrichten[75]. Alleen in de sector van Makkum en Pingjum tot aan de Afsluitdijk moeten de Canadezen voluit aan de bak.
De verdediging van Groningen begint in feite bij de 'vestingstad' Assen. Althans zo is de ideale voorstelling van zaken van de Duitsers. Een IJssellinie die zich tot in het noorden voortzet onder de naam Friesland Riegel met de Assener Stellungen als het strategisch voorportaal van de noordelijke verdediging. Maar zoals vaker met linies het geval is: de vijand neemt helaas niet de route die de ontwerper van de linie zich heeft voorgesteld. Zo ook bij Assen, omdat de Canadezen op 13 april 'weigeren' vanuit het westen de Drentse hoofdstad aan te vallen, maar dit vanuit oostelijke en noordelijke richting doen. De Duitsers haasten zich in allerijl richting stad Groningen. De 6e Brigade zit al voorbij Assen en wordt door de 4e Brigade doorschreden die vanuit zuidelijke richting de aanval op de stad Groningen opent. Op de avond van de 13e april bereiken de voorste eenheden van de 4e Infanterie Brigade de zuidwestelijk gelegen buitenwijken van de stad Groningen.
In deze volgorde willen we in dit laatste hoofdstuk de bevrijdingsoperatie afronden[76]. Eerst Friesland, daarna Groningen en dit alles vanwege het tijdschema. 13 April we nemen als een soort startdatum voor de laatste ronde. Op die dag stuurt de Commissaris van de Kaningin mr. R.H. de Vos van Steenwijk zijn telegram aan koningin Wilhelmina met daarin de mededeling dat nu een groot deel van de provincie Drenthe is bevrijd. De Canadezen laten Meppel links liggen[77] en trekken via Dieverbrug en Vledder Friesland binnen en bevrijden Noordwolde op 12 april. Verder langs de Smildervaart naar het noorden toe worden Oosterwolde en Appelscha op 13 april veroverd. Westerbork[78] , Grolloo en Borger zien op 12 april de laatste Duitser vertrekken, ook Hooghalen dat helaas veel schade oploopt. Het oude 'Middendorp' brandt volledig af. Gasselte en Gieten moeten een dag langer wachten. In de provincie Groningen staat de Poolse pantserbrigade met hun 'ingehuurde' Belgische verkenners op diezelfde dag reeds in Onstwedde. Stadskanaal wordt in het zuiden op 11 april al gepasseerd en ten zuidwesten van Veendam gebeurt dat op 13 april. Opnieuw een grillige frontlijn dus, maar toch min of meer duidelijk afgetekend. Terecht dat de Commissaris van de Koningin in Drenthe zijn telegram kan verzenden.
De bevrijding van Friesland
Het burgerverkeer op de route Harlingen – Leeuwarden – Groningen wordt op 5 april al stopgezet. Militaire colonnes mogen niet meer gehinderd worden in hun bewegingen om de Kop van de Afsluitdijk te bereiken. Vervolgens wordt het vliegveld Leeuwarden op 6 april door de Duitsers afgeschreven voor militair gebruik. En de Arbeitsreferent te Leeuwarden oordeelt dat Ausweise niet meer nodig zijn want '..Der Krieg ist ja am Ende..' in deze waterrijke provincie.
Voor de BS komt op 8 april om 13.30 uur het belangrijke bericht 'De fles is leeg' door[79] . Het betekent dat 36 uur later met de sabotage aan spoorwegen, waterwegen, verkeerswegen en telefoonverbindingen moet worden gestart. Dat wil zeggen dat de objecten, die voor de terugtocht van de Duitsers belangrijk zijn, moeten worden gesaboteerd. Op grote schaal begint de sabotage op 10 april om middernacht. Sluizen die ineens niet meer werken, bakens die in de Waddenzee verdwijnen, brugwachters in geen velden of wegen te bekennen, terwijl bruggen het niet meer doen en trotylblokjes door houten blokjes zijn vervangen. De nerveus geworden leden van de Sicherheitsdienst nemen wraak door 14 van hun Todeskandidaten bij Dronrijp te executeren, waarbij Gerard de Jong uit Huizum het drama overleeft door zich dood te houden.
Voor de oprukkende Canadezen is het juist zaak dat alle overgangen op de opmarsroute in tact blijven en ontmijnd worden. Het zou de opmars enorm vertragen als de bestaande bruggen worden vernield. Om bijvoorbeeld vanuit Noordwolde via Drachten in Holwerd te komen moeten tien grote waterwegen worden gekruist. Het is gelukt. Nergens in Nederland hebben de leden van de BS zo effectief gewerkt als in Friesland[80]. Het bataljon van de Royal Canadian Dragoons kan vrijwel ongehinderd op bijna maximumsnelheid de zegetocht door de provincie volbrengen. Op 12 april ingezet in Noordwolde is het bataljon op 14 april al in Quatre Bras om daarna direct Dokkum te bevrijden en ziet het op 15 april de dijk aan de Friesche Wadden en de Lauwerszee vanuit Holwerd en Oostmahorn.
Niet altijd gaat het zo gesmeerd. Tijdens de opmars van de 9e Infanterie Brigade, met Leeuwarden als hoofddoel, wordt een van hun eenheden bij de bevrijding van Jirnsum [Irnsum] op 15 april met twee opgeblazen bruggen geconfronteerd 'op' de Oudeschouw en vervolgens 'op' de Syl. Dat is om 11.00 en 11.30 uur, ongeveer 2 uur nadat '.. we de laatste moffen voorbij zagen wandelen..[81]'. Beide bruggen zijn daags daarvoor opgeblazen. Zeven uur later hebben de genisten de noodbrug gereed, waarbij opnieuw de plaatselijke bevolking zich niet onbetuigd laat wat steun betreft. Daarna begint de eindeloze intocht. Het enthousiasme is zo groot dat een zekere Tjerk Fokma voor de doodvermoeide soldaten nieuw stro laat komen '..omdat hij ze niet in het moffenstro wil hebben>..'[82] . Er zal weinig gebruik van gemaakt zijn, want de jacht gaat verder.
De 9e Brigade, met zijn Highlandbataljons en voorop het zelfstandig verkenningsbataljon van de brigade (het 7e), heeft overigens meer last van vernielde bruggen. Vlak voor Heerenveen is de brug ten zuidwesten van Oudeschoot opgeblazen, maar hebben de BS de brug zuid van Mildam[83] bezet en kunnen de verkenners met een kleine omweg op 14 april Heerenveen bevrijden. Voorwaarts gaat het naar Leeuwarden om uiteindelijk na veel vertragingen op 15 april de stad binnen te rijden. Even daarvoor is een jeep met vier man van de Dragoons de door de Duitsers verlaten stad al binnengekomen. Een inwoner uit Leeuwarden vertelt mij dat het zelfs journalisten zijn, die zij als eerste bevrijders welkom mogen heten[84] . De grote uitstroom van Duitsers van oost naar west dwars door Leeuwarden heen vindt plaats op 13 en 14 april tot laat in de avond. '...Een schouwspel om nooit te vergeten (...) Het Lijkt wel of er geen eind komt aan de nu zo rampzalige stoet (...) Hier en daar zucht een moffenmeid mee...'[85] , zoals Friese Lenie en Engel, bekende liefjes van de SD. Oostwaarts gaan lukt niet meer omdat de geallieerden de Heimat al voor een aanzienlijk deel bezet hebben. De 'Vesting Holland' is cynisch genoeg de nog enige, zij het ijdele, hoop. De Kop van de Afsluitdijk moet worden bereikt vooraleer zij ook hier zullen worden afgesneden door troepen van de Canadese 8e Infanterie Brigade.
Vanuit Leeuwarden spoedt een van de bataljons zich in westelijke richting om Harlingen te bevrijden. Verder dan Franeker komen zij die zondagmiddag 15 april niet. De Canadese spits maakte bij Franeker rechtsomkeert. Hierdoor krijgen de ongeveer 500 achtergebleven Duitsers in Harlingen de gelegenheid om op zondag 15 april en maandag 16 april op grote schaal vernielingen aan te richten. Bruggen worden vernietigd en meer dan 15 vaartuigen tot zinken gebracht. Op maandagochtend bereikt de voorhoede van de Canadezen Midlum, even buiten Harlingen gelegen. Vanuit Herbaijum wordt Harlingen vroeg in de avond met artillerievuur bestookt door een luchtwaarnemer geleid. De Canadese commandant neemt zijn toevlucht tot een beproefd gebleken recept. Eerst murw bombarderen, dan pas binnentrekken. Een Harlinger brandweerman verklaart later dat her en der loodsen als een fakkel branden: '...het is één vlammenzee...'. Later op de avond trekken de tirailleurs de stad in en kunnen zij zich rond middernacht meester maken van de binnenstad. Opmerkelijk is het aantal behoorlijk beschonken Duitse militairen die de Canadezen aantreffen. Moet alcohol dienst doen als middel om de ellende te vergeten en geeft deze situatie de bezetting het 'heilig vuur' om een volstrekt zinloze verdediging te voeren? Zelfs de volgende ochtend zijn er nog groepen Duitsers die weerstand bieden aan '...van die Chinezen...', weet een Harlinger vrouw te vertellen. Ze zijn ook zo vreemd gekleed '...met van die leren jasjes en hele andere helmen en ...wat een sigaretten... Intussen is Van der Meer beginnen vlaggetjes te verkopen en speldjes. Wat is het een feest....'[86].
De 8e Brigade heeft de opdracht om het westelijk deel van Friesland vrij te maken. Wolvega - Joure – Sneek – Bolsward – Kop Afsluitdijk is hun hoofdopmarsrichting. Vanuit deze hoofdroute wordt links en rechts uitgewaaierd. Bij Wolvega gaat het in de richting van Kuinre, maar daar moet drie dagen op de bevrijding worden gewacht. Men kan het maar nauwelijks verkroppen dat Wolvega al in feesttooi is en '..we kunnen in Slijkenburg de vlag op de watertoren zien ..', zegt Trijntje van der Lende. En verder haar citerend in dat interview: '..zijn de bruggen op zaterdag 14 april naar de Kuinderpolder en bij Schoterzijl opgeblazen...'. En eindelijk zijn daar dan de Canadezen van het bataljon 'Chaudière', '...die vanaf Schoterzijl Slijkenburg inkomen, langs de onderkant van de dijk (...) Harmen Visser, politieagent uit Vollenhove, die voor de Canadezen uitrijdt, wordt doodgeschoten...'[87] .
Joure wordt op 15 april door eenheden van zowel de 8e als de 9e Brigade gepasseerd en op de 15e april wordt vrijwel geheel Sneek in de middaguren bevrijd. Ook hier beheersen de BS de toegangswegen tot de stad en de 'Chaudières' hoeven zich bij wijze van spreken slechts tot kaartlezen te beperken en de weg vrij te maken voor het volgende doortrekkende bataljon (het New Brunswick) dat via Bolsward naar Koudum moet oprukken. Dit gebeurt in de vroege ochtend van 16 april waar in Bolsward geen Duitser meer is te bekennen. Toch zal het nog tot 17 april duren vooraleer Koudum bereikt wordt, waar de dag ervoor BS-militairen de nodige NSB'ers reeds hebben opgepakt en onder gejuich naar de politiecellen hebben afgevoerd. Van de spertijd wordt niets meer aangetrokken en de volgende ochtend (17 april) komt een groep Canadezen de gemeente Koudum binnenrijden. '...Ze zetten hun voertuigen neer op een weilandje bij het centrum en gedragen zich tamelijk ontspannen. Ze delen chocola en sigaretten uit en babbelen met de dorpsbewoners. Het evenement is van korte duur. Na nog een korte rit door het dorp vertrekken ze (...) Na het vertrek van de Canadezen gaat het leven in het dorp Koudum bijna op de oude voet voort...'[88] .
De 'Chaudières' wilden vanuit Sneek proberen om Lemmer te bereiken, maar moeten onverrichterzake terugkeren om via Joure en Sint Nicolaasga hun doel te bereiken. Bij Woudsend kunnen leden van de BS niet verhinderen dat de brug wordt opgeblazen. De Scharsterbrug tussen Joure en Sint Nicolaasga over de Scharsterrijn wordt zondagmorgen 15 april om circa half elf door de Duitsers opgeblazen. De bezetter verschanst zich vervolgens in de zuivelfabriek. De Canadezen bouwen een Baileybrug over het kanaal waarna het bataljon, met steun van de artillerie, de vijand in de late avond van 16 april met succes in de richting van Lemmer kan verdrijven. Bij de brug wordt nog behoorlijk gevochten waarbij elf Duitsers, een Canadees en twee burgers om het leven komen. Bij de gevechten tussen de Canadezen en de Duitsers in Scharsterbrug komt overigens ook een Tsjech om het leven. Deze man is enkele maanden eerder uit het Duitse leger gedeserteerd en heeft zich aangesloten bij het Nederlandse verzet. Als de Canadezen arriveren, sluit hij zich bij de bevrijders aan. Hij zit bij de intocht in Scharsterbrug voor op een tank en wordt volgens ooggetuigen door een Duitse scherpschutter doodgeschoten. Op 17 april wordt Lemmer ingenomen en zijn de Duitsers al over de Zuiderzee vertrokken. Even nog dreigt een noodsituatie te ontstaan vanwege mogelijke dijkdoorbraken in de Noordoostpolder. Maar een drietal Polen in Duitse dienst verbergt de ontstekingsmiddelen, nodig om de geplaatste springstof hun werk te laten doen, en nemen 'eigen' soldaten onder vuur. Op 17 april is ook de Noordoostpolder vrij dankzij drie Polen en een bataljon Canadezen.
Het laatste bolwerk voor de Canadese 3e Infanterie Divisie is de driehoek Pingjum – Kop Afsluitdijk - Makkum. Eerst weer hetzelfde beeld: '...zondag 15 april 1945. Opeens worden de bewoners van 't kleine dorpje Pingjum opgeschrikt door karrengeratel. Weldra zien zij wie de bestuurders van de karren zijn, de verdrukkers, de Duitschers ...'[89]. Wegtrekkende Duitsers, maar een grote groep blijft in Pingjum. Scherpschutters en mitrailleursnesten om de oprukkende Canadezen te vertragen. Een dwingend verzoek tot overgave wordt dan ook afgewezen en voor de bataljonscommandant is er maar één antwoord: bombarderen met artillerie en mortieren. Dat begint op maandagavond 16 april om 19.30 uur en zal tot laat in de middag van 17 april voortduren. Het dorp wordt zwaar beschadigd en omstreeks 15.30 uur wordt er met de witte vlag gezwaaid. Twee Canadese vertegenwoordigers die de Duitsers tegemoet treden, worden neergeschoten en blijven gewond liggen. Voor de bataljonscommandant het sein om de definitieve aanval in te zetten om 17.00 uur. Opnieuw met de nodige vuursteun komen de eerste carriers omstreeks 21.30 uur het dorp binnen, nemen de bezetters gevangen en zonderen de SS'ers van de rest af. Het mag een wonder heten dat niet meer dan 6 burgers de dood vinden tijdens deze gevechten.
Citaat '..In het dorp heerst na het inferno de chaos: dode paarden, koeien, geiten, gesneuvelde soldaten (..volgt een reeks van materialen: mch..) koppelriemen met de aanmatigende tekst 'Gott mit uns' op de gesp; (...) een nog brandend dorp stinkend naar buskruit, waarin loeiende, niet gemolken koeien her en der lopen en loslopende paarden met de oren plat op de kop door de straten galopperen...'[90] . Het bataljon van de Queens Own Rifles wordt korte tijd later gesteund door het bataljon New Brunswick in de gevechten bij de Afsluitdijk. Het is de artillerie die voor de Canadezen de kritieke succesfactor is. Pas op 18 april druipen de Duitsers af bij de Kop en kan diezelfde dag ook Makkum bezet worden door de 'Brunswicks', daarbij gesteund door de Typhoons van de R.A.F.. De 3e Infanterie Divisie van generaal-majoor Keefler heeft er 26 dagen vechten op zitten, is daarbij ruim 200 kilometer opgerukt, bouwt 36 bruggen en neemt 4600 Duitsers krijgsgevangen. Maar rust wordt ze nog niet gegund.
De bevrijding van de provincie Groningen
De stad Groningen, Delfzijl en de kuststrook aan de Dollard boven Winschoten zijn de belangrijkste aanvalsdoelen in deze laatste fase. In de provincie worden eenheden ingezet van de Canadese 2e en 3e Infanterie Divisie en van de Poolse 1e Pantser Divisie. 'Hoogtepunten' in de bevrijding van de provincie zijn de gevechten om de stad Groningen en de 'Delfzijl pocket'.
De stad Groningen
Terwijl de 2e Infanterie Divisie de opmars vervolgt naar het noorden, wordt zij op de linkerflank beschermd door de snel oprukkende Royal Canadian Dragoons. Het probleem voor de divisie is de mate van volstrekte onvoorspelbaarheid van het vijandelijk gedrag. Enige systematiek in terugtrekken zit er eigenlijk niet meer in omdat de samenhang volledig verloren is gegaan. De climax voor de troepen van Matthews is ongetwijfeld de stad Groningen. De vijand is een allegaar geworden van onder meer parachutisten, luchtmacht soldaten, SS'ers, soldaten van de Kriegsmarine, Hitlerjugend [91] en wat dies meer zij.
Voor dit samenraapsel gebruikt Matthews zijn gehele divisie. De 4e Brigade als eerste in het zuidwesten die daar op hevige tegenstand stuit. In de nacht van 13 op 14 april gaan de gevechten onverdroten door, meer dan eens man tegen man. Huis na huis moet worden veroverd, posities van scherpschutters kunnen nauwelijks worden bepaald, mitrailleursnesten zitten in kelders en proberen van hieruit verderf te zaaien, Nederlandse SS'ers hebben zich soms in burger gekleed om hun 'plichten' uit te voeren, dikwijls uit een van de verdiepingen van de dicht opeenstaande huizen en meer dan eens wordt er onderling van huizen gewisseld tussen Canadezen en Duitsers. Het tekent de chaos in deze beginfase.
Zaterdag 14 april wordt een kritieke dag en kan de brigade zich van de zuidelijke sector van de stad meester maken. Het Essex Scottish bataljon heeft een bruggenhoofd over het kanaal gevestigd om de 6e Infanterie Brigade de gelegenheid te geven de 4e te doorschrijden en het centrum van de stad te veroveren. Overigens heeft een compagnie van de Essex de rand van de binnenstad al bereikt. Drie infanterie bataljons van de 6e Brigade, versterkt met eenheden van Fort Garry Horse, een afdeling veldartillerie en zware mitrailleurpelotons van de Toronto Scottish moeten dit karwei klaren. Omdat het voor de tanks vanwege de bewapening met de Panzerfausten onaantrekkelijk is om bij nacht te manoeuvreren, wordt gewacht tot de vroege ochtend van de 16e april. Hoofddoel is de Grote Markt met het stadhuis. Hevige straatgevechten ontwikkelen zich en overal ontstaan grote branden. Strategische kruispunten worden onmiddellijk door de Garry's bezet. Veel tijd gaat verloren aan het opsporen van zich schuil houdende Duitsers tussen de puinhopen, in tuinen en brandgangen en natuurlijk ook in de huizen zelf. De bewoners van de stad zijn nog steeds op hun hoede en af en toe kunnen ze hun blijdschap tonen als het even rustig is. Het beruchte Scholtenshuis in het centrum, waar zich nog SD'ers bevinden die de strijd niet willen staken, wordt volledig door de tankvuur vernietigd.
Het Duitse verzet
Het Duitse verzet heeftuit ongeveer 7000 tot 7500 man bestaan; een mengelmoes van soldaten van de Wehrmacht, Luftwaffe, Kriegsmarine, parachutisten, Nederlandse en Belgische SS-soldaten en paramilitairen en burgers zoals Hitlerjugend-groepen, Duits spoorwegpersoneel en de SD, waarvan het hoofdkwartier van de Noordelijke provincies zich in de stad Groningen heeft bevonden. De garnizoenscommandant is Generalmajor Karl Böttger geweest. Een verschil tussen de verschillende provincies is dat de Duitsers in Groningen zich vele malen fanatieker hebben verdedigd dan in Friesland. In Groningen vecht de vijand zo verbeten omdat de strijd zich dichtbij de Duitse grens afspeelt. De slag om Groningen is gevoerd door 9 infanterie bataljons verdeeld over drie brigades, een machinegeweerbataljon en een patrouillebataljon. Om de vele burgers in de stad te sparen zijn luchtaanvallen en artilleriebeschietingen van tevoren uitgesloten. Het terrein rond de stad leent zich daarnaast niet voor indirecte aanvallen, waardoor het Canadese bevel aangewezen is op de infanterie. De Bataljons staan onder leiding van Majoor Generaal A.B. Matthews. De Canadezen kunnen wel beschikken over 25- pounders die opgesteld staan in Paterswolde. De 6Th Field division Royal Canadian Artillery zal samen met het 4th– en The 5Th Canadian Field Regiments RCA, deelnemen aan de beschietingen van verschillende doelen in en om de stad Groningen waarvan het HQ in Paterswolde aan de Hoofdweg zit. De Canadezen beschikken over 50 Sherman tanks van de Fort Garry Horse. De Canadezen zijn uitgerust met moderne wapens en materieel. Het standaard wapen van de infanterist is het Lee Enfield geweer met het kaliber 303 inch (7,7 mm). Het geweer is niet automatisch maar wel accuraat.
Intussen zijn vanuit het westen de Calgary Highlanders, de Maisonneuves (vanuit het zuidwesten) en de Black Watch bataljons van de 5e Infanterie Brigade opgerukt. Zodoende kan de Duitse verdediging snel worden omsingeld. De Maisonneuves, ook weer versterkt met tanks van Fort Garry Horse, beginnen hun opmars op 14 april 's middags om 2 uur. Om kwart over zes heeft het bataljon de doelen bij het Hoendiep bereikt en kan het aan de consolidatie beginnen. Daarna doorschrijden de Highlanders en de Black Watch het bruggenhoofd van de Maisonneuves. De aanvankelijk bittere gevechten worden door de Canadezen in hun voordeel beslecht na inzet van de vlammenwerpers.
Zondag 15 april om zes uur 's avonds staan de Maisonneuves weer gereed om samen met de Black Watch de strijd voort te zetten aan de noordkant van de binnenstad. De Duitsers zijn in feite volledig ingesloten en de gevechten in de avond kenmerken zich door kleine groepen die elkaar bestrijden. Laat in de avond is ook dit gedeelte van de stad veroverd. Wat nog overblijft, is het gebouwencomplex van het Provinciaal Electriciteits Bedrijf. Munitie schaarste dwingt de Duitsers tot een redelijk snelle overgave. Dat is op maandag 16 april. De 4e Brigade wordt teruggenomen, terwijl de 5e en de 6e nog volop bezig zijn de laatste verzetshaarden te breken, terwijl de Duitse commandant heeft gecapituleerd. De bataljonscommandant van de Fusiliers Mont-Royal heeft deze capitulatie afgedwongen.
17 april: Schotse doedelzakspelers van het Essex Scottish Regiment op de Heerebrug in Groningen. Bron: Bevrijdingskinderen
In het noordoostelijk en oostelijk gedeelte van de stad rukken de Black Watch, de Maisonneuves en de Camerons of Canada op in de richting van het Van Starkenborghkanaal en overschrijden de Camerons met behulp van een paar burgers het kanaal. Vier dagen kost dit gevecht waarin de 2e Divisie in 16 dagen achtereenvolgende strijd ongeveer 200 kilometer overbrugt. Ze nemen meer dan 5000 man krijgsgevangen.
Een Groningse vrouw met haar Canadese bevrijder en een fles Bols. Bron: Bevrijdingskinderen
De sector Delfzijl
Voorbij de stad Groningen zal in de richting van de Dollard nog hard gevochten worden. Aan de 7e Infanterie Brigade (Canadese 3e Infanterie Divisie) en later twee brigades van de Canadese 5e Pantser Divisie is het gegund om de laatste vijandelijke restanten op te ruimen. Rondom Delfzijl is een stevige verdediging ingericht die kan rekenen op een enorme hoeveelheid vuursteun van zware artillerie.
Zonder veel tegenstand en met de enthousiaste steun van verzetsmensen gaat het bataljon 'Regina Rifles' sprongsgewijze voorwaarts en wordt de provincie in het noordoosten op 20 en 21 april tot in het gebied Middelstum – Garsthuizen – Roodeschool – Usquert schoongeveegd. Pas Als Spijk ten zuidoosten van Roodeschool wordt bereikt, komt het bataljon onder hevig artillerievuur. Even later wordt het bataljon afgelost door het Perth bataljon van de 11e Infanterie Brigade, dat onderdeel is van de Canadese 5e Pantser Divisie.
Intussen is het bataljon Royal Winnipeg Rifles (van de 3e Divisie) bij Loppersum gearriveerd. Het gevaar komt van de ver dragende Duitse artillerie en de beruchte Nebelwerfers met hun onaangenaam en demoraliserend geluid. Het 7e Verkenningsbataljon heeft inmiddels uitgebreide verkenningen gedaan en gewaarschuwd voor verschillende Duitse gevechtsgroepen met een fanatieke wil om de strijd voort te zetten. Veel bruggen zijn vernietigd en het terrein is slecht begaanbaar. De Winnipegs zetten met behulp van bescherming van tanks hun opmars voort in de richting Wirdum om Appingedam vanuit noordwestelijke richting aan te vallen. Het artillerievuur van der Duitsers wordt zo hevig en ongeleid dat besloten wordt om de burgers van Appingedam te evacueren. Met 28cm scheepsgeschut wordt de stad gebombardeerd.
In de avond van 23 april worden de Winnipegs afgelost door het 9e Tankbataljon [de British Columbia Dragoons van de 5e Pantser Brigade, die weer onderdeel is van de Canadese 5e Pantser Divisie]. Dit tankbataljon gaat samen met het Perth bataljon 's nachts nog naar Krewerd ten noordwesten van Delfzijl om van hieruit de basis te leggen voor de aanval op de 'Delfzijl pocket'. Marsum, een paar kilometer verderop in de richting van Delfzijl, wordt pas op 29 april veroverd. Nergens is men rondom de pocket van Delfzijl veilig voor het Duitse vuur. Vooral de burgerij heeft het zwaar te verduren. De Duitse artilleriestellingen kunnen slechts met een precisieaanval worden uitgeschakeld.
Het eerste succes boeken patrouilles van het Perth bataljon. In de nacht van 28 op 29 april wordt een van de beruchtste stellingen beslopen en na hevige strijd overmeesterd. De Cape Breton Highlanders, eveneens van de 11e Brigade, neemt het van het Perth over. Op 30 april om 10.00 uur in de ochtend wordt de aanval geopend. In man tegen man gevechten en met de noodzakelijke steun van tanks wordt Delfzijl op 1 mei 1945 uiteindelijk veroverd. Het Irish Regiment of Canada zal de dag daarop de laatste weerstanden in de pocket van Delfzijl bij Weiwerd en Farmsum tot overgave dwingen. Meer dan 4000 krijgsgevangenen zijn het resultaat van deze laatste dagen, terwijl de eigen verliezen zeer beperkt blijven: Minder dan 150 gewonden en gesneuvelden.
Video - Het Gronings verzet 1940 - 1945
Klik op [ ] om de video beeldvullend te maken. Tijd: 46 minuten. Bron: Groninger Archieven.
Vergeet niet het geluid aan te zetten.
Epiloog
Voor Oost- en Noord-Nederland is de bevrijdingsoperatie als geheel ten einde gekomen. De mensen zijn getekend door de oorlog. Het juichen verstomt, de wederopbouw stagneert. Woningnood, werkloosheid, puin, honderdduizenden landmijnen nog niet opgespoord, een slechte voedselsituatie alom, de stroomvoorziening nog niet in orde en een bureaucratie die de berechting van foute landgenoten ernstig vertraagt. Dat zijn zo een paar aspecten, los nog van de blijvende littekens, die veel mensen teleurstellen en het vertrouwen in de politieke leiding ernstig aantasten.
Zo voelt een 'hongertrekker' van 17 jaar de bevrijding, Als in de periode 9 maart tot 30 juni een familie in Friesland haar met alle zorg heeft opgenomen: '...we hebben gewacht en gewacht. Als ze komen, de Canadezen, rijden ze in een flits voorbij. En wij juichen. We zijn vrij... Ik komt thuis op 30 juni [in Rotterdam: mch] ..we moeten weer in het gareel lopen ... aan het werk. Ik voel het toch een beetje als 't eind van mijn vrijheid...'.
En ook dit is bevrijding, zij het enige tijd later. Het moment waarop een ondergedoken Joodse jongen zijn moeder terugziet wanneer zij door een BS'er, bij hem achter op de motorfiets gezeten, bij de familie Van der Hoop in Holwerd wordt gebracht. Ik citeer uit het dagboek van Uri Speelman:
'...Langzamerhand staat de hele familie om mij heen. Ik begrijp er niets van. Plotseling komt dezelfde soldaat op zijn motorfiets voorrijden met achterop een donkere magere dame. (In Friesland is iedereen lichtblond). Mijn pleegmoeder vraagt: 'Wie is dat dan??' Ik zeg in het Fries: 'Ik weet het niet'. Ze zegt: 'Kijk maar goed', en ik schreeuw ik in het Fries: 'Dat is mijn moeder!' . Ze blijft nog 14 dagen in Holwerd en we gaan boven op een melkauto terug naar Amsterdam (...) Ik ben de familie van der Hoop in Friesland erg dankbaar (...) Stoere Friezen...'
Een van de vier foto's genomen in het concentratiekamp Auschwitz in het door Duitsland bezette Polen, onderdeel van een serie die bekend staat als de Sonderkommando-foto's. Deze foto, nummer 280, toont lichamen die wachten om te worden verbrand in een vuurplaats in de buitenlucht bij crematorium V in Auschwitz II-Birkenau. Een lid van het Sonderkommando uit Griekenland, vaak genoemd als Alberto Errera (of Albert, Alex, Aleko of Alekos), een Griekse leger- of marineofficier die in 1944 in Auschwitz stierf. Foto: augustus 1944. Licentie: Publieke domein.
Na de oorlog
In het naoorlogse Duitsland heeft het gangbare beeld over het concentratie- en vernietigingskamp Auschwitz, en eigenlijk dat over alle concentratiekampen van de Nazi's, maar één functie: het van zich af wentelen van de schuld en de verantwoordelijkheid voor wat er gebeurd is. Zoals het nationaalsocialisme een nauwelijks te begrijpen ongeluk in de Duitse geschiedenis zou zijn geweest, dat hooguit ten laste van een kleine kliek rond Hitler en de SS kan worden gelegd, zo gelden ook de kampen als uitzonderingen van demonisch perverse werelden die hermetisch afgesloten en ver weg van de gewone mensen en van het zogenaamde normale leven van alle dag in het "Derde Rijk" verwijderd zijn geweest. De massa- en volkerenmoord die in de gaskamers van de crematoria van Auschwitz-Birkenau als aan de lopende band is gebeurd - de "fabrieken des doods" worden ze genoemd door de gedetineerden van het "Sonderkommando" die daar hebben moeten werken - heeft vanzelfsprekend ook een technische en praktische zijde. In welke ovens verbrandt men, indien mogelijk zonder onderbreking en zuinig, vele duizenden lijken? En is het niet praktisch om gaskamers zo snel mogelijk te kunnen ontluchten en ventileren, zodat ze in zo kort mogelijke intervallen steeds weer opnieuw met mensen gevuld kunnen worden? Voor de oplossing van zulke problemen is de SS op civiele experts aangewezen, die geen scrupules hebben, om de praktische kant van de vernietiging op zich te nemen en de passende installaties te ontwikkelen, die ter plaatse op te bouwen, in werking te stellen en desgevallend daar te onderhouden en te repareren. Zulke experts hebben zich o.a. in Erfurt bij de firma Topf & Söhne bevonden.
Ondanks de vele inspanningen om alles in de doofpot te stoppen, hebben medeweten en mededaderschap hun sporen achtergelaten. Ze zijn, deels verborgen, in de documenten terug te vinden. Bedrijfsleiding, ingenieurs en monteurs leveren volgens de eisen van de SS niet alleen de verbrandingsovens voor het opruimen van de vermoorde mensen - ze perfectioneren ook de gaskamers. Daarvoor is het nodig om de eerste massamoorden en verbrandingen in de crematoria te observeren. De betrokken medewerkers gebruiken hun ervaringen voor de optimalisering van de vernietigingsinstallaties.
Noten:
1 De Nederlanders zijn er in het najaar van 1944 van overtuigd dat de bevrijding van de Duitse bezetting aanstaande is. In plaats daarvan worden zij geconfronteerd met een gure winter, waarin er een nijpend tekort is aan voedsel en brandstof, die duizenden het leven zal gaan kosten en alom bekend zal worden als de Hongerwinter.
2 C.P. Stacey, Official History of the Canadian Army in the Second World War, Volume III, The Victory Campaign, The operations in North-West Europe 1944-1945, Ottawa, 1966, p. 548. In dit artikel wordt veel teruggrijpen op deze studie van kolonel Stacey.
3 Een regiment is een onderdeel van een divisie. Een divisie bestaat uit een aantal regimenten. Bij de landmacht van oudsher de benaming van de grootste organieke eenheid van één wapensoort.
4 Het 1e nummer van de 'De Groninger Oranjebode', het mededelingenblad van de gezamenlijke illegale Groninger Pers op 17 april 1945
5 Het voetvolk van het leger (infanterist).
6 Bestaat meestal uit tussen de een en vier Regimenten en maakt meestal deel uit van een Korps. In theorie bestaat een Divisie uit 10.000 tot 20.000 man.
7 Een aan de andere kant van een (natuurlijk) obstakel veroverd stuk land, waaruit de aanvaller zijn aanval verder kan voortzetten.
8 Field Marshal Bernard Montgomery is niet onomstreden. Aan de ene kant is hij degene die eind 1942 het Duitse Afrikakorps verslaat en zo het geschonden Britse blazoen weer wat kleur geeft. Ook is hij altijd zeer begaan met het lot van zijn soldaten. Aan de andere kant staat hij bekend als egocentrisch, tactloos en beledigend, vooral tegenover de Amerikanen. Ook is hij de bedenker van de desastreus verlopen operatie Market Garden. Walter Bedell-Smith, de stafchef van Dwight Eisenhower gedurende de oorlog, heeft tegen hem gezegd: "You may be great to serve under, but you sure are hell to serve over."
9 De gedachte van de grote achtervolging is in september 1944 alweer achterhaald. Door de noodzakelijke hergroeperingen van de verspreide eenheden en het opnieuw bezien van de logistieke activiteiten ontstaat er min of meer een stilstand. Achteraf blijkt ook dat de strategie van de uiterste concentratie van inspanning en bundeling van krachten logistiek gezien een risicovolle zaak is geweest. Het vereiste een gegarandeerde ondersteuning van 15.000 ton aan dagelijkse bevoorrading, terwijl de capaciteit onder de meest gunstige omstandigheden niet verder reikt dan 14.000 ton. Montgomery's opvatting houdt waarschijnlijk ook verband met de slechte sociaal-economische toestand waarin het Verenigd Koninkrijk verkeert. De mensen 'lopen op hun tandvlees'.
10 Field Marshal Bernard Montgomery is niet onomstreden. Aan de ene kant was hij degene die eind 1942 het Duitse Afrikakorps versloeg en zo het geschonden Britse blazoen weer wat kleur gaf. Ook was hij altijd zeer begaan met het lot van zijn soldaten. Aan de andere kant staat hij bekend als egocentrisch, tactloos en beledigend, vooral tegenover de Amerikanen. Ook was hij de bedenker van de desastreus verlopen operatie Market Garden. Walter Bedell-Smith, de stafchef van Dwight Eisenhower gedurende de oorlog, zei tegen hem: "You may be great to serve under, but you sure are hell to serve over."
11 Generaal Student wordt niet lang daarna vervangen door generaal Johannes Blaskowitz. De Legergroep H bestaat dan uit het 25e Leger in Nederland en het 25e Parachutisten Leger met het front tussen Maas en Rijn.
12 Hasso von Manteuffel wordt geboren op 14 januari 1897 in Potsdam. Hij komt uit een aristocratische Pruisische familie, een voorouder van hem is zelfs een veldmaarschalk in de 19e eeuw. Reeds op vroege leeftijd kiest Von Manteuffel voor een loopbaan bij het leger. Hij doorloopt de cadettenschool en voegt zich in 1908 bij een Huzarenregiment.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog vecht Von Manteuffel aan het westfront en weet zowel het IJzeren Kruis 2e Klasse als het IJzeren Kruis 1e Klasse te bemachtigen. Na de oorlog wordt Von Manteuffel opgenomen in de Reichswehr en na de machtsovername van Hitler wordt hij commandant van een gemotoriseerd infanteriebataljon in de 2e Pantserdivisie. Daarna dient Von Manteuffel bij verschillende scholen waar hij rekruten vertrouwd maakt met het pantserwapen. Tevens houdt hij zich bezig met de motorisering van de Wehrmacht. Von Manteuffel is niet actief betrokken bij militaire campagnes voordat Hitler de Sovjet-Unie binnenvalt.
13 Overigens een schitterend voorbeeld uit de krijgsgeschiedenis van een pantserdivisie die geheel alleen tegen een overmacht een rondom verdediging met succes weet te voeren.
14 Een offensief is een aanval op kleinere of grotere schaal.
15 Pas op 17 januari een melding van het OBK, daarna op 29 januari een uitspraak van kolonel G. Meyer-Detring van de Legerstaf, in: P.E. Schramm(hrsg), Kriegstagebuch des Ober-Kommandos der Wehrmacht, 1944-1945, Teilband II, München, 1982, p. 1019 resp. 1052. Overigens wordt de operatie 'Nordwind' verder in dit artikel ongenoemd. De bedoeling daarvan is om in de Elzas-sector de Amerikanen af te snijden. De operatie mislukt eveneens.
16 Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn vliegtuigen uitgerust met bommen om gronddoelen aan te vallen. Grondaanvalsvliegtuigen (jachtbommenwerpers) en bommenwerpers zijn met name geschikt om bommen te vervoeren. De Britse luchtmacht (RAF: Royal Air Force) maakt gebruik van verschillende soorten bommen. De Britse bommen worden ingedeeld met een type, een nummer (Mark) en het gewicht. De verschillende soorten bommen worden ingedeeld met behulp van hoofdletters (bijvoorbeeld 'F': fragmentatiebommen, 'G.P.': General Purpose bommen, bommen tegen algemeen voorkomende doelwitten, 'M.C.': Medium Capacity bombs, 'H.C.': High Capacity bombs, 'A.P.': pantserdoorborende bommen, etc.). Volgens een primaire bron bestaan er vijftien hoofdgroepen bommen (inclusief rookbommen, brandbommen, oefenbommen, antitankbommen, pantserbommen, semi-pantserbommen, infanterie training bommen en anti-onderzeebootbommen). Britse bommenwerpers maken vooral gebruik van bommen met een grote explosieve inhoud ('G.P'. bommen) en brandbommen ('I.B.'). Dit artikel behandelt de belangrijkste tegen algemeen voorkomende doelwitten gebruikte bommen ('G.P'.) en 'HE' (explosieve bommen). Die bommen zijn over het algemeen gestroomlijnd van vorm en bestaan uit één geheel (cast: gegoten). De meeste soorten bommen zijn voorzien van specifieke chemische (explosieve) samenstellingen. De G.P. bommen zijn meestal voorzien van Amatol. Ook wordt T.N.T. en RDX gebruikt bij sommige soorten ('S.A.P.' bommen tegen gepantserde doelwitten zijn voorzien van T.N.T. en 'Medium Capacity Bombs' en 'High Capacity Bombs' van een mix van T.N.T. en RDX (T.N.T./R.D.X.). De meeste Britse bommen zijn tevens uitgerust geweest met staartvinnen die een aparte constructie hebben.
17 Schramm, op. cit. , p. 1042/1043, Kolonel G. Poleck, G4 van de Legerstaf op 26 januari 1945.
18 Idem, p.986, Kolonel Poleck op 3 januari 1945.
19 Idem, p.990, Kolonel Meyer-Detring op 4 januari 1945.
20 Idem, p. 1042
21 Stacey, op. cit., p.463. Beter nog degenen die door ziekte niet actief aan het gevecht kunnen deelnemen (de 'Magen') dan zij die zo oud en der dagen zat dat ze niet eens de inslagen heben gehoord van artilleriegranaten bij een voorbereidende beschieting (de 'Oren'), aldus generaal-majoor Heinz Fiebig.
22 Artillerie is een verzamelnaam voor krijgswerktuigen waarmee men projectielen afschiet. De monderne artillerie duidt in het algemeen geschut aan, waarvan de schootsafstanden en kalibers boven bepaalde grenzen vallen. Met artillerie duidt men ook een legeronderdeel aan dat zich voornamelijk van geschut bedient.
23 12 lanceerinrichtingen, elk met 32 lanceerbuizen.
24 Schramm, op. cit., p. 1079
25 Idem.
26 Idem, p.51.
27 Idem, p.51.
28 Morton & Granatstein, op.cit., p.57.
29 Schramm, op.cit., p.1118.
30 Maar dan moest het wel fraai weer zijn!
31 Duitstalig na WO I gedemilitariseerd gebied aan de rechteroever van de Rijn datr door Hitler bezet wordt in 1936.
32 http://www.multipointproductions.com/heroes/loren/hochwald
33 G.B. Buchanan, LtCol., The History of the South Saskatchewan Regiment, Ottawa, 1956, hfdst. 11.
34 Morton & Granatstein, op. cit., p.60.
35 Albert Kesselring is geboren op 30 november 1885 te Marktsteft in de regio Unterfranken in Beieren. Hij is de zoon van een leerkracht. Kesselring loopt school te Bayreuth. In 1904 neemt hij dienst bij de Beierse artillerie en in 1906 wordt hij benoemd tot luitenant en krijgt hij het bevel over een stormgroep. In 1910 trouwt hij met Pauline Keyssler. In 1952 adopteren zij samen een zoon. Dankzij zijn stevige defensie is Kesselring erin geslaagd te verhinderen dat de geallieerden vanuit Italië Duitsland kunnen binnentrekken. Voor deze sterke prestatie krijgt hij op 19 juli 1944 de briljanten bij zijn eerder verworven Ritterkreuz mit Eichenlaub und Schwertern. Nadat hij bij één van zijn troepenbezoeken in oktober 1944 zwaargewond raakt, volgt generaal Von Vietinghoff hem in Italië op.
In maart 1945 vervangt hij generaal Gerd von Rundstedt als opperbevelhebber van het Westfront na het mislukken van het Ardennenoffensief. Kesselring heeft niet veel meer dan een onderbemand en onderbewapend 15de leger om de geallieerden tegen te houden aan de Rijn, een onmogelijke opgave. Op 4 mei 1945 tekent hij de overgave van Heeresgruppe Süd en op 15 mei gaat hij in Amerikaans gevangenschap. Hij legt een getuigenis af tijdens het Proces van Neurenberg.
36 Idem. p.1158.
37 Idem, p.1170
38 H. Bernard, Totale oorlog en revolutionaire oorlog, Band III, Brussel, 1977, p. 431.
39 Een vrouwelijke oorlogscorrespondent, die vele fronten van nabij heeft meegemaakt. Normandië, het Ardennenoffensief, Nijmegen, de oversteek van de Rijn, de Russen in Finland en ook Dachau.
40 Een brigade bestaat meestal uit twee of meer Regimenten. Kan onafhankelijk zijn of als deel van een Divisie dienen. Soms zijn ze deel van de Korps in plaats van een Divisie. In theorie betaat een brigade uit 5.000 tot 7.000 man.
41 Schramm, op.cit., p.1197.
42 Idem, p.1198.
43 El Alamein is een stad iin Noord-Afrika. De Slag bij El Alamein van oktober tot november 1942 vormt een keerpunt in de oorlog. De Duits/Italiaanse opmars in Noord-Afrika wordt definitief gestopt door de geallieerden.
44 Het is het normale beeld van elke bevrijding. Inwoners, die zich in hun kelders beveiligen tegen de bombardementen van vliegtuigen, vuurmonden en mortieren, maar ook tegen de met directe richting vurende tanks. Overigens doet menig Duitser, NSB-er en Landwachter mee aan deze vorm van schuilen en de schrik van alle bewoners is het plaatsen van verdedigingsstellingen vlakbij huizen en boerderijen. Vele burgers worden getroffen door de onmogelijkheid om met grote precisie 'puntdoelen' uit te schakelen.
45 Een 'Tinus Plotseling' is een klein verkenningsvliegtuig (piper-cub) met een artilleriewaarnemer aan boord om vanuit de lucht het vuur van de artillerie te leiden. Het is een koosnaam, mogelijk door Twentenaren bedacht, omdat deze piper een aanstaande bevrijding 'aankondigt'.
46 Dit bataljon behoote tot de 9e Infanterie Brigade en deze brigade is onderdeel van de Canadese 3e Infanterie Divisie.
47 A. Berkel, Krieg vor der eigenen Haustür, Selbstverlag des Stadtarchivs Wesel, 2004, p. 199.
48 Idem p.216.
49 Bij Xanten en bij Rees worden de langste militaire bruggen gebouwd, resp. 1420 en 1970 meter lang. Overigens zal de 21e Leger Groep aan het einde van de oorlog vanaf de Seine tot en met de Weser 2000 Baileybruggen bouwen. Zie Bernard, op.cit., p.432.
50 Bijvoorbeeld in Chronologie Fryslân 1940-1945, op http://www.verzetsmuseum.nl/
51 T. de Goede, De gem. Bergh in den tweeden wereldoorlog, in: Er op of er onder, W.P. Nederkoorn en G.J.B. Stork, Doetinchem, 1970 (herdr.), p. 142, 143. Een 'Chaud' zou hebben gezegd: '...peut-être le plus bombardé dans l'histoire de la guerre...', in: Stacey, op.cit., p.542. Terecht merkt Stacey op dat deze uitspraak overdreven is, maar 't geeft wel een idee over de aangerichte schade.
52 Het enorme succes van de ondersteunende diensten als die van de genie en de artillerie is gelegen in het beginsel van de centralisatie. Daardoor kan doelmatige en doeltreffende allocatie snel en flexibel worden uitgevoerd.
53 Het Canadese 1e Legerkorps van luitenant-generaal Foulkes bevindt zich in de sector 'Arnhem'. Het Britse XXX Legerkorps is al onder bevel van generaal Dempsey.
54 In het vak van de 2e Divisie zijn er ten minste vijftien waterlopen van enige betekenis.
55 Tussen de IJssel en de as Doetinchem – Vorden – Almen aan het Twentekanaal opereren behalve de 2e en de 3e Infanterie Divisie ook nog de 1e, die tot taak heeft gehad om tussen Zutphen en Deventer in westelijke richting af te buigen. In feite manoeuvreren vrijwel tegelijkertijd drie divisies in een zeer beperkte ruimte.
56 A.J. Sloot, Doesburg veertien dagen door de Canadezen belegerd, in: Er op of er onder, W.P. Nederkoom en G.J.B. Stork, Doetinchem, 1970 (herdr.), p. 351.
57 J.W. Remmelink, 37.000 Granaten teisterden Dinxperlo, in: Er op of er onder, zie noot 7, p.156.
58 L.E. Brink Traanboer, Wisch in bezettingstijd 1940-1945, Firma gebr. De Boer, Aalten, 1987, p. 160. en p. 170
59 In het westen bij Almen gaat het gesmeerd. Daar gaat de 4e Infanterie Brigade met het Royal Regiment of Canada voorop al in de nacht van 2 op 3 april over het kanaal, zo snel dat de Canadezen een slapende vijand aantreffen. Op 3 april is de weg vrij voor de 5e Brigade om de 4e Brigade te doorschrijden en snel voorwaarts te gaan. Een tweede bruggenhoofd wordt door de 4e Pantser Divisie geslagen bij Delden.
60 E.M.Wilson, 10th Canadian Armoured Regiment (Fort Garry Horse) War Diary – April 1945, The Fort Garry Horse Museum and Archives, 2005. De lkol Wilson is de commandant van de 10CAR FGH.
61 341 Battery, 86th Field Regt RA (Herts Yeomanry) WAR DIARY, 3 June 1944 to 9 April 1946, Lt. Beck (compilation), p.70, via:
http://web.ukonline.co.uk/benjaminbeck/batterydiary.htm
62 De eenheden uit de Schotse hooglanden zijn vertegenwoordigd geweest in vrijwel iedere grote slag tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bovendien zijn sommige van deze soldaten, gehuld in een kilt of met een doedelzak, vaak een bijzondere gewaarwording voor de vijand op het slagveld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er onder hen die geïnteresseerd zijn in militaire historie aanzienlijke aandacht is voor de inzet van de Highlanders. Sinds kort kan er een nieuwe publicatie aan de historiografie van de Highlandeenheden worden toegevoegd: Black Watch. Veteraan Tom Renouf heeft de ervaringen die hij als jonge soldaat heeft opgedaan op papier gezet en op deze manier geprobeerd een verslag te maken van de strijd, die hem door een groot deel van West-Europa heeft gevoerd.
Tom Renouf wordt in maart 1925 geboren in Musselburgh, in de buurt van Edinburgh. Zijn vader heeft in de Eerste Wereldoorlog gevochten en is later de persoonlijke chauffeur geweest van Earl Haig, de Britse opperbevelhebber tijdens de Grote Oorlog. Direct na zijn achttiende verjaardag meldt Renouf zich aan voor het leger. Na zijn training wordt hij ingedeeld bij het Toronto Scottish Regiment, alvorens hij in augustus 1944 wordt overgeplaatst naar de Black Watch. Na de oorlog werkt hij als docent en onderzoekswetenschapper aan de Edinburgh University en is hij één van de oprichters van de 51st Highland Division Veterans Association. In 2011 wordt zijn boek 'Black Watch' in het Verenigd Koninkrijk gepubliceerd.
Renouf heeft ervoor gekozen om zijn verhaal te laten beginnen tijdens de meidagen van 1940. Hij zet de verrichtingen van de Highland regimenten uiteen, die hij als middelbare schooljongen via de media en verhalen van bekenden volgt. Hij besteedt hierbij ruimschoots aandacht aan de slag bij Saint-Valéry-en-Caux, één van de grote nederlagen van de Britse strijdkrachten tijdens het begin van de oorlog. Vanaf dit punt beschijft hij de wedergeboorte van de Highlanders, waar hij later in het boek zelf ook deel van uit gaat maken. Hij maakt hierbij veelvuldig gebruik van citaten van anderen, aangezien hij hier zelf niet bij is geweest. Toch weet hij een helder verhaal uiteen te zetten. Op die manier geeft het boek een beknopte en algemene, maar duidelijke beschrijving van de wapenfeiten van de Highland regimenten.
Ondanks dat Renouf een helder verhaal op papier heeft gezet, is dit wellicht niet helemaal wat de lezer verwacht na het bekijken en lezen van de kaft van het boek. Zo is de titel 'Black Watch' en suggereert de ondertitel dat de lezer via de stranden van Normandië, door Nederland, de opmars naar Duitsland beschreven krijgt en dat alles door de ogen van de jonge Black Watch soldaat Renouf. Ook wordt de ontdekking van de concentratiekampen op de achterkant genoemd. De werkelijkheid is echter anders. Eerst komen dus de hoofdstukken over de meidagen in Frankrijk, de wederopbouw van de Highlanddivisie en de strijd in Afrika, waarin Renouf zelf geen enkele rol speelt. Vervolgens beschrijft hij zijn training, maar zijn echte vuurdoop volgt pas na de honderdste bladzijde. Bovendien dient hij dan niet bij de Black Watch, maar bij het Toronto Scottish en komt hij pas in actie na D-Day. De strijd in Nederland gaat vrijwel geheel aan Renouf voorbij, doordat hij tijdens het laatste gedeelte van de gevechten in Frankrijk gewond raakt. De campagne in Holland wordt dan ook beschreven aan de hand van memoires van anderen. Hij is dan inmiddels wel overgeplaatst naar de Black Watch. Daarnaast is Renouf zelf ook nooit aanwezig geweest bij de ontdekking van een concentratiekamp, aangezien hij op dat moment met verlof is geweest. Hij schrijft dan ook "Ik zou nooit dichter bij een vernietigingskamp komen dan deze blik vanuit de achterkant van een truck."
Al met al is het verhaal van Renouf een beknopte en algemene beschrijving van de wapenfeiten van de Highlanders. Zo wordt bijvoorbeeld ook steeds geschreven over de verrichtingen van de Seaforth's en de Gordon's. Anders dan de titel doet vermoeden is dit dus geen beschrijving van de campagne van de Black Watch en verschilt de verhaallijn nogal van de beschrijving op de achterkant van het boek. Maar voor degenen die op zoek zijn naar een algemene beschrijving van de opmars van één van de beroemdste divisies van het Britse leger, de 51st Highland Division, is dit een begrijpelijk en goed te volgen verhaal.
63 Albert Metselaar stuurt ons een reactie n.a.v. de bewering in dit artikel, dat de vijand Hoogeveen bedreigt vanuit Ten Arlo. Volgens hem is dat niet mogelijk, aangezien Ten Arlo enige dagen daarvoor al in de brand gestoken is en verlaten is door de Duitsers. Volgens Metselaar komt de grootste bedreiging van de Georgische soldaten op Texel. Als de Georgiërs op Texel niet in opstand zouden zijn gekomen dan zou die eenheid naar Drenthe gestuurd zijn. Vanuit Friesland hebben ze de tegenaanval in kunnen zetten langs de vaarten, een mooie verdedigingslinie.
64 Lammert Huizing, De Bevrijding. De laatste Duitsers, de eerste bevrijders, in: Hoogeveen, 1940-1945, Uitgave Historische Kring Hoogeveen, 1999, p. 391.
65 Een brief van MvO, sectie Krijgsgeschiedenis, dd. 25.7.1947, in: Archief Gemeente Hoogeveen, Secretarie 1914-1975, dossiernr.: 2647, Geschiedenis der gemeente Hoogeveen tijdens de oorlog, bezetting en bevrijding (1940-1945).
66 Idem. De burgemeester doet 'onderzoek' naar de geleden demografische, sociaal-economische en sociaal-culturele schade op verzoek van de Militair Commissaris voor de Provincie Drenthe.
67 Het boek van Roger Flamand (vertaling door: lkol. b.d. J. H. Jansen), Operatie Amherst. Franse para's vochten in Drenthe, april 1945, Boom, Amsterdam, 2003 (3e dr.), is als voornaamste bron gebruikt. Door de tijdsdruk is een andere bron van David Portier, Les parachutistes S.A.S. de la France Libre, niet toegepast.
68 In de nacht van zaterdag 7 op zondag 8 april 1945 begin boven Drenthe de laatste luchtlandingsoperatie in Nederland. Met het afwerpen van 702 Franse (SAS) parachutisten wordt beoogd de verdere opmars van het Tweede Canadese Legerkorps te ondersteunen.
Omdat "Amherst" bij velen onbekend is en er betrekkelijk weinig literatuur over deze bescheiden geallieerde operatie bestaat, hoopt de schrijver met deze bijdrage de Franse para's en hun gevechtsacties enigszins aan de vergetelheid te ontrukken. Als leidraad geldt daarbij het in 1998 door de Franse kolonel b.d. Roger Flamand uitgegeven werk "Amherst, les parachutistes de la France libre, 3e et 4e SAS Hollande 1945" (Amherst, de Vrije Franse parachutisten, 3de en 4de SAS, Nederland 1945), dat door de schrijver van dit artikel, Jaap Jansen, Luitenant-kolonel der infanterie b.d., in het Nederlands is vertaald, onder de titel "Operatie Amherst. Franse para's vochten in Drenthe, april 1945" (zie de laatste pagina voor verdere gegevens).
Roger Flamand, destijds als soldaat-vrijwilliger deelnemer aan "Amherst", krijgt vele jaren na het einde van de oorlog als kolonel tijdelijk toegang tot enkele voorheen geheime Britse (SAS) archieven. De aldus verkregen informatie, alsmede de vele gevechtsrapportages van toenmalige (onder)commandanten én een aantal ooggetuigenverklaringen, vormen samen de voornaamste bron voor zijn boek.
69 The operation of first Cdn Army,2-11 Apr.45, Directorate of History, National Defence Headquarters, Ottawa, July, 1986, p.38 –56. Dit rapport is op dat moment nog niet volledig op precisie gecontroleerd.
70 Afkomstig van veldmaarschalk Helmuth von Moltke.
71 Albert Metselaar, op. cit., p.7.
72 Voorbeeld: tijdens gevechten bij Spier betekent deze blokkade van de Bren-mitrailleur de dood van twee parachutisten.
73 Het betreft de kolonel Guy Prendergast, eerder de Commandant van de Long Range Desert Group.
74 Leek van groot gewicht, want de Canadese 2e Infanterie Divisie heeft de Smildervaart niet als hoofdopmarsroute gebruikt. Die gaat vanuit Hoogeveen, via Elp naar Rolde en Zuidlaren.
75 Dat zijn de 8e en de 9e Infanterie Brigade. De 7e Infanterie Brigade kan na de hevige strijd om Deventer op adem komen en wordt achter de hand gehouden tussen Zwolle en Steenwijk. Op 19 april zal de brigade weer daadwerkelijk aan de strijd deelnemen in noordoost Groningen.
76 Voor dit hoofdstuk is in hoofdzaak gebruik gemaakt van het alom en veel geciteerde boek van M.H.Huizinga, Maple Leaf Up, de Canadese opmars in Noord-Nederland april 1945, J. Niemeijer, Groningen 1980.
77 Meppel wordt op 13 april bevrijd door het D-eskadron van de Manitoba Dragoons. Volgens hun War Diary zitten de Manitoba's op die datum al in Duitsland. Gevolgd wordt hier de informatie van Stacey (op.cit).
In 2011 ontvangt de redactie van de website een e-mail van dhr. Van Snippenberg. Hij weet te vermelden dat Meppel op 13 april 1945 niet bevrijd is door de Manitoba Dragoons, maar door de Royal Canadian Dragoons en wel door het C-squadron. Dit heeft hij ontleend aan het War Diary van het regiment.
78 Het kamp Westerbork wordt bij toeval bevrijd en is niet als bevrijdingsobject in de plannen meegenomen. Op 12 april zitten daar nog 909 Joden die voor hun verraders op een eerder moment 909 keer 7 Nederlandse guldens hebben opgebracht. Met elke aanbreng verdienen ze zeven gulden.
79 Zie Y. Schaaf, Laarzen op de Lange Pijp, Van Wijnen, Franeker, 1994 (3e dr.), p.341-348.
80 Veel Friese plaatsen staan al onder controle van de BS nog voor de komst van de Canadezen. Vooral het telefoonverkeer wordt door de BS op een uitstekende wijze in bedrijf gezet.
81 Uit het dagboek van de vader van mevrouw Klaasje de Jonge-de Vries.
82 Idem.
83 Deze brug is eerder al gebruikt op de 12e april door de Royal Dragoons in hun onstuitbare opmars naar het noorden. Steenwijk en Wolvega hebben zij die dag al achter zich gelaten.
84 De naam van betrokkene is bekend.
85 Uit de Harlinger Courant via http://home.hetnet.nl/~netuser/1945.htm p.3
86 Harm Gerritsen over zijn moeder en wat hij zelf als kind heeft beleefd.
87 Een interview met Trijntje van der Lende die in Slijkenburg opgroeit via http://www.stellingwerven.dds.nl/
88 Een hongertrekker uit Wageningen die in Koudum overleeft met de familie. http://www.glimmerveen.nl/
89 Zie http://www.dorppingjum.nl/
90 Idem. De tekst toont op een prachtige manier de emoties van een mens onder dergelijke omstandigheden.
91 "Jullie, mijn jeugd, zijn de meest waardevolle garantie voor de toekomst van onze natie, en jullie zijn voorbestemd om de leiders te worden van een glorieuze nationaalsocialistische maatschappij. Vergeet nooit dat jullie op een dag over de wereld zullen heersen!"
Opmerking: De Hitlerjugend is de jeugdorganisatie van de NSDAP. Uiteindelijk wordt vrijwel de gehele Duitse jeugd (behalve Joden) in deze organisatie gemobiliseerd en worden ze daarin vanaf een leeftijd van tien jaar zowel geestelijk als fysiek gevormd volgens de idealen van de nazi's. De geestelijke ('intellectuele') vorming wordt gebruikt voor indoctrinatie van de jeugd op nationaalsocialistische leest, terwijl het fysieke aspect zich voornamelijk richt op paramilitaire training. De jeugd zal klaargestoomd worden voor een toekomst waarin ze als volgzame en goed getrainde soldaten het Derde Rijk van Hitler zullen dienen.
Bronnen:
Ingezonden: - Nn
- Marcel Kuster, Traces Of War
- Wikipedia
Met medewerking van:
Redigering: René van Rijn, Winschoten